Een aantal malen is er in ord. 2 sprake van een gemeente of wijkgemeente ‘van bijzondere aard’ (resp. ord. 2-13-5 en ord. 2-16-8). Bij toepassing van ord. 2-12-9
|102|
of ord. 2-13-6 ontstaat een ‘gewone’ protestantse, hervormde, gereformeerde of evangelisch-lutherse (wijk)gemeente. Wie bij verhuizing uit een soortgelijke gemeente afkomstig is en op het grondgebied van een dergelijke (wijk)gemeente komt te wonen, wordt daar zonder meer als lid ingeschreven.
Bij een (wijk)gemeente van bijzondere aard staat veelmeer de eigen keuze voorop. In het register van deze (wijk)gemeente wordt men slechts op eigen verzoek ingeschreven. Ook deze (wijk)gemeenten hebben hun eigen gebied, maar ze omvatten uitsluitend de leden die zich bij hen aangesloten hebben. Ze zijn ingesteld als een categoriale gemeente (bijvoorbeeld een studentengemeente) of in het bijzonder gericht op leden van de kerk van een bepaalde modaliteit.2
Het is overigens niet altijd nodig om tot aparte gemeentevorming over te gaan als men een voorziening wil treffen voor een modalitaire groepering. Een kerkenraad kan voor hen een aparte kerkenraadscommissie instellen en voor hen kerkdiensten beleggen. In een gemeente met wijkgemeenten heeft de algemene kerkenraad onder meer tot taak ‘het treffen van voorzieningen ten behoeve van de gemeente in haar geheel, waar dat nodig is om recht te doen aan de binnen de gemeente voorkomende kerkelijke verscheidenheid’ (ord. 4-9-4). Daartoe kan onder meer behoren het beleggen van kerkdiensten voor een minderheidsgroepering. Bovendien kan de algemene kerkenraad zelf ambtsdragers met een bepaalde opdracht ten behoeve van de gemeente in haar geheel verkiezen (ord. 3-6-7). Aan hen kan de pastorale verzorging en de geestelijke vorming van gemeenteleden die tot een bepaalde modaliteit behoren, worden opgedragen (zie § 5.3.2 en § 6.2.3).
Bij het vormen van een gemeente van bijzondere aard zijn de regels voor het vormen van een nieuwe gemeente van toepassing, met inbegrip van de voorschriften aangaande het regelen van de rechtsgevolgen (zie § 4.3.3). Dat laatste is niet het geval bij het vormen van een wijkgemeente van bijzondere aard, omdat een wijk-gemeente geen rechtspersoonlijkheid bezit (ord. 11-5-1). Dat geldt ook van een wijkgemeente van bijzondere aard (behalve wanneer ovb. 82 van toepassing is).
[118] 2. In de NHK werd het begrip ‘modaliteit’ omschreven als ‘een stroming in het kerkelijk leven respectievelijk in de theologische benadering, die zich beweegt binnen de grenzen van art. X van de kerkorde [dat wil zeggen: die zich beweegt in de weg van het belijden van de kerk, red.] en die zich heeft uitgewerkt in een bepaalde wijze van prediking, catechese en gemeente-zijn’. Het begrip ‘modaliteit’ komt in de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland zelf niet voor.