4.3.5 Samenvoeging en combinatie

De kerkorde noemt in art. II-2 vier ‘soorten’ gemeenten: de protestantse gemeenten, de hervormde gemeenten, de gereformeerde kerken en de evangelisch-lutherse gemeenten.

Het verschil tussen vereniging (ord. 2-12) en samenvoeging (ord. 2-14) is dat bij vereniging altijd gemeenten van verschillende ‘soort’ betrokken zijn (dus protestants, hervormd, gereformeerd en/of evangelisch-luthers). Bij samenvoeging gaat het om gemeenten van ‘dezelfde soort’: dus de samenvoeging van (tenminste) twee protestantse gemeenten, twee hervormde gemeenten, twee evangelisch-lutherse gemeenten of twee gereformeerde kerken. Daarom spreekt ord. 2-14-1 van ‘twee of meer aangrenzende gemeenten’. Maar ook de samenvoeging van twee

|103|

hervormde gemeenten met hetzelfde grondgebied is mogelijk: een ‘gewone’ hervormde gemeente met een hervormde gemeente van bijzondere aard (die vroeger in de Nederlandse Hervormde Kerk een deelgemeente heette). In gewone omstandigheden vindt een dergelijke samenvoeging alleen plaats op verzoek van de betrokken kerkenraden, nadat de gemeenteleden gelegenheid hebben gekregen hun mening daarover kenbaar te maken.

In bijzondere omstandigheden kan de classicale vergadering besluiten tot een dergelijke samenvoeging, ook zonder dat de kerkenraden daarom hebben gevraagd. In dat geval moeten allerlei instanties worden gehoord. Daarbij moet duidelijk worden dat er — althans voor één van de betrokken gemeenten — geen mogelijkheden meer zijn om zelfstandig te blijven voortbestaan. Om te waarborgen dat er niet lichtvaardig wordt ingegrepen in de eigen bevoegdheden van de plaatselijke kerkenraden, is bepaald dat voor zo’n besluit instemming van de generale synode nodig is (ord. 2-14-2).

De regeling van de rechtsgevolgen van een samenvoeging is vergelijkbaar met die van een vereniging. Zie daarover § 4.3.2.

Een combinatie (ord. 2-15) kan worden gevormd zowel door gemeenten van dezelfde ‘soort’ als door gemeenten met een verschillende benaming. Dus zowel een combinatie ‘gereformeerd-gereformeerd’ als een combinatie ‘evangelisch-luthers-hervormd’ behoort tot de mogelijkheden.

Anders dan de formulering van ord. 2-15-4 doet vermoeden, behouden de gemeenten in de combinatie hun zelfstandigheid, elk met hun eigen kerkenraad en andere organen van de gemeente. Ze hebben alleen de predikant gemeenschappelijk, samen met de andere gemeente(n) van de combinatie. Daarom moeten er bij het aangaan van de combinatie afspraken gemaakt worden over de kerkdiensten, het pastoraat, het beroepen van de predikant, de verdeling van de kosten, kortom over alles wat de positie en het werk van de (gemeenschappelijke) predikant betreft (ord. 2-15-5). Tenminste eenmaal per jaar ontmoeten de kerkenraden van de gemeenten elkaar om de gezamenlijke aangelegenheden te bespreken.

Het besluit tot het vormen van de combinatie wordt genomen door de classicale vergadering, op verzoek van de betrokken kerkenraden. In bijzondere omstandigheden kan de classicale vergadering een gemeente ook ongevraagd in een combinatie opnemen, als gebleken is dat dit nodig is voor het voortbestaan van de gemeente. Nu wordt niet gesproken van een vereiste goedkeuring van de generale synode, omdat de gemeente toch als zelfstandige gemeente blijft voortbestaan.

Een combinatie kan op verzoek van een of meer van de betrokken kerkenraden worden beëindigd, op voorwaarde dat er een goede voorziening getroffen is voor het pastoraat en dat er goede afspraken zijn gemaakt ten aanzien van de positie van de predikant (ord. 2-15-8).