Degene die de bevoegdheden als van een emeritus-predikant heeft ontvangen als bedoeld in ord. 13-29-5 HKO, wordt geacht de bevoegdheid tot de bediening van Woord en sacramenten als bedoeld in ord. 3-27 te hebben ontvangen voor de tijd waarvoor de bevoegdheden als van een emeritus-predikant waren verleend.