Een predikant die op grond van art. 14 GKO eervol ontheven is van
de ambtsbediening, is met ingang van 1 mei 2004 niet langer
verbonden aan de ambtelijke vergadering waaraan deze tot dan toe
verbonden is.
De ambtelijke vergadering waaraan de betrokken predikant
verbonden is, laat uiterlijk 31 maart 2004 aan de kleine synode
weten of de betrokken predikant een beroep in overweging kan
nemen.Indien betrokkene in staat is een beroep in overweging te
nemen, is deze voor de periode van de verleende ontheffing
beroepbaar predikant als bedoeld in ord. 3-26-1.
Indien betrokkene niet in staat is een beroep in overweging te
nemen, behoudt deze voor de periode van de verleende ontheffing
de bevoegdheid tot de bediening van Woord en sacramenten als
bedoeld in ord. 3-27-2 (zie hiervoor ovb. 169a).1
1 Wijziging overgangsbepaling 164 (verw. ovb. 169a), besluit generale synode d.d. 19 april 2012, ingegaan 1 januari 2013.