Derde Afdeeling.
Staatskerkregt.

Betrekking der Hervormde Kerk in Nederland tot den Staat en tot andere Kerkgenootschappen.

§ 44.
Staatskerkregt.

Zoodanig staat daar de Nederlandsche Hervormde Kerk naar haar uitwendig aanzien en haren vorm; vrij en

|196|

zelfstandig wordt zij  door hare kerkelijke Collegiën bestierd. — Maar deze zelfstandigheid is niet onbeperkt, of onvoorwaardelijk. Immers zij staat onder naauwkeurig toezigt van den Staat, die ook regten op haar uitoefent, en tevens in betrekking tot andere, naast haar bestaande, kerkelijke Genootschappen. Deze zijn de Regten naar buiten, die het uitwendig Kerkregt vestigen, en in zooverre dezelve de betrekking van Kerk en Staat bepalen, noemt men dit gedeelte van het Kerkrecht het kerkelijk Staatsregt, of het Staatskerkregt. — Het zal noodig zijn, ten einde grondiger over de betrekking onzer Hervormde Kerk tot den Staat te oordeelen, dat wij eerst in een algemeen overzigt de verschillende stelsels van Staatskerkregt, en de daarop gegronde regten, aan de hand der geschiedenis, schoon beknoptelijk, voorstellen, waarna wij van zelve tot de waarneming van het hier bestaande stelsel in onze kerkelijke wetgeving, ook in vergelijking met hetgeen elders aanwezig is, zullen geleid worden.


Royaards, H.J. (1834)