§ 4.
Nederlandsch Kerkregt.

Gelijke elke Landskerk haar onderscheiden regt heeft, wel gegrond op de algemeene beginselen van kerkelijke wetgeving, maar gewijzigd naar de bijzondere plaatselijke omstandigheden, zoo ook heeft de

|11|

Nederlandsche Kerk hare bepaalde wetgeving, rustende op hare eigenaardige beginselen, zoo wel als voorschriften. Niet altijd — en vooral niet in de laatste tijden — is het Nederlandsche Kerkregt met vereischten ijver beoefend, en echter verdient ook de wetenschappelijke bearbeiding en ontwikkeling van hetzelve niet verzuimd te worden. Vooral vindt men, daar de Hervormde Kerk thans, meer dan ooit, eene geregelde kerkelijke wetgeving bezit, hiertoe genoegzame bouwstof.

Men onderscheidt ook hier het oude kanonieke Nederlandsche regt van het nieuwe Kerkregt. Het oude kanonieke regt gold vroeger ook in Nederland, gelijk alom in de Roomsche Kerk. Het grondde zich op het Corpus Juris Canonici, de latere Canones, de Pausselijke en Bisschoppelijke Bullen, Breves enz. (1). — Het valt echter niet te ontkennen, dat een vrijere


(1) Behalve de meer algemeene bronnen voor dit Roomsch-Katholieke Kerkregt, die bij de Schrijvers over het Kerkregt te vinden zijn, b.v. bij Walter a.a.O. vooral § 39, 40, 45, 55, 59-72 en elders. Droste Hulshoff a.a.O. § 14-45. Eichhorn a.a.O. I. § 321 en verv., waar zij uitvoerig behandeld worden; vindt men de Bisschoppelijke en Pausselijke Bullen en Breves, die op Nederland bijzondere betrekking hebben, meestal vermeld bij onze middeleeuwsche Geschiedschrijvers; b.v. Beka en Heda, Hist. Utraj. de Episcopis Ultrajectinis; illustr. ab Arn. Buchelio, J. Cto. Accedunt L. Hortensii Montfortii, Secession. Utraj. et Suffr. Petri, Appendix ad Hist. Ultraject. Ultr. 1643 en elders; — in de Verzameling van Matthaei Analecta, T.V.; in de Historia Episcopatuum Foederati Belgii auctore. H. v(an) H(eussen), Antv. 1755, en de Holl. overzetting: Kerkelijke Oudheden en Historie der 7 Vereen. Prov., beschreven door H. v. H(eussen) en vertaald door H. v. R(yn). Leyd. 1726, 6 d., folio; waarvan ook eene uitgave ➝

|12|

geest vaak in de vroegere Nederlandsche Roomsch-Katholieke kerkelijke bepalingen heerschte. Dezelve bleef in de nieuwere Roomsch-Katholieke Kerk in de Nederlanden heerschen; terwijl de Trentsche kerkregelen hier wel kerkelijk, maar geen algemeen staatkundig gezag ontvingen. In onzen tijd scheen de Concordaatshandeling aan dezelve eene eenigszins veranderde wijziging te geven (1), toen de Belgische omwenteling (1830) zulks staakte. Door dit alles echter was de lust tot beoefening van het Staatskerkregt op nieuws opgewekt.

Het Kerkregt der Protestanten werd hier te lande gelijktijdig met de Hervorming geboren. De vestiging van het Luthersche, vooral van het Hervormde en later van het Remonstrantsche Kerkgenootschap gaven aan dezelve geboorte. De twisten tusschen kerkelijke en stedelijke Magistraten, zoo wel als Provinciale Staten, wekten nieuw leven, inzonderheid in der Hervormde Kerk, op (2). En toen deze beginselen waren


➝ in 8º. bestaat; — deszelfs Batavia Sacra, mede vertaald in de Kerkel. Oudh., 1e. deel; en andere gelijksoortige werken. — Die van latere tijden zijn verzameld in de twistschriften met de Jansenisten, over de geestelijke goederen en anderen.
(1) Dit gedeelte van het hedendaagsch Roomsch-Katholiek Staatskerkregt hebben wij trachten op te helderen in twee afzonderlijke Verhandelingen: Vergelijking der nieuwere, thans in werking zijnde, Europesche Concordaten en Concordaatsbullen met die van Nederland, te vinden in het Archief voor Kerkelijke Geschiedenis, inzonderheid van Nederland. D. I. bl. 283-330 en D. III. bl. 667-750.
(2) De schriften van Grotius de imperio summarum potestatum circa sacra; van Uitenbogaart, over het ambt der overigheid, en zoo vele andere, staan over tegen de menigvuldige schriften, ➝

|13|

gevestigd, gaven latere twisten, vooral over de kerkelijke goederen, voedsel aan de behandeling van verschillende bepalingen van het kerkelijk staatsregt, gelijk andere in de latere Synodale en Klassikale besluiten meer werden ontwikkeld (17e Eeuw). Eindelijk gaven de regtsbeginselen en staatstheoriën, en de daaruit afgeleide resultaten na de staatsomwenteling van 1795, nieuwe stof tot bearbeiding van onderwerpen des Kerkregts. In onze dagen heeft het Nederlandsche Kerkregt behoefte aan eene wetenschappelijke behandeling, waarvan te voren de beginselen in de kerkelijke handboeken voorhanden waren (1).

Men kan dus in de Geschiedenis van het Hervormde Nederlandsche Kerkregt drie tijdperken onderscheiden:
1. Van de Hervorming tot de Dordsche Synode, bij de twisten over den Kerkvorm en het Kerkbestuur.
2. Van de Dordsche Synode tot op de omwenteling van 1795. Gevestigd Kerkregt, nevens ondergeschikte twisten.
3. Van de omwenteling van 1795 tot op onze dagen. Herleving van het Kerkregt, en regeling van hetzelve bij onderscheidene Kerkgenootschappen, vooral Hervormden en Lutherschen.


➝ die van de zijde der Contra-Remonstranten te dien tijde geschreven werden.
(1) In de kerkelijke Plakaat- en Handboekjes, ook in de Klassikale Handboekjes vindt men soms de onderwerpen meer stelselmatig gerangschikt. Vooral treft men zulks niet het minst aan in de Vriesche Verzameling, die echter eerst van het begin dezer eeuw dagteekent.

|14|

Wij zullen bij de ontwikkeling van het Kerkregt hier en daar gelegenheid hebben eenig licht over deze tijdperken te verspreiden.


Royaards, H.J. (1834)