§ 25.
Synode.

De algemeene Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk (3) vertegenwoordigt de Nederlandsche Hervormde Kerk, en vormt het middenpunt der kerkelijke wetgeving en van geheel het Kerkbestuur, hetgeen uit de vestiging van het synodaalstelsel te verklaren is. Daarin ligt de eenheid onzer Hervormde Kerk, die vroeger ontbrak.

Deze hooge Kerkvergadering bestaat daarom uit Leden, afgevaardigd uit alle deelen der Hervormde Kerk in het Koningrijk der Nederlanden, door vrije keus


(3) Zie boven bl. 67.

|88|

der kerkelijke besturen. Door deze Afgevaardigden worden daar zoo wel de Nederduitsche, als Waalsche Kerken, alsmede volgens latere bepalingen (1820,) de Oost- en West-Indische Kerken in de Koloniën van den Staat vertegenwoordigd; terwijl zij tijdens de vereeniging van Holland met België daarenboven door een Lid ook de Protestantsche Kerken in de Zuidelijke Gewesten vertegenwoordigde.

Dien overeenkomstig is hare zamenstelling ingerigt. Zij bestaat uit twee bestendige Leden, t.w. den Secretaris en Quaestor der Synode, en voorts uit afwisselende Leden, als: een Afgevaardigde van elk der Provinciale Kerkbesturen, — een Afgevaardigde voor de Waalsche Kerken, — een voor de Oost-Indische Kerken, gekozen uit de beide Commissiën, daarvoor bestaande; en een Ouderling, bij tourbeurt door een der Provinciale Kerkbesturen jaarlijks te benoemen. — Deze allen zijn stemmende of concluderende Leden der Synode. — Daarenboven vaardigt elk der Hervormde Godgeleerde Faculteiten aan de drie Nederlandsche Hoogescholen jaarlijks een harer Leden ter Synode af. Dezelve hebben geene concluderende, maar eene praeadviserende stem. — Van de stemmende Leden zijn de President, Vice-President, Secretaris en Quaestor, als Moderatoren der Synode, werkzaam.

De Synode wordt mede bijgewoond door het Hoofd van het Ministeriëel Departement voor de zaken der Hervormde Eerdienst, geadsisteerd, des verkiezende, door den Secretaris-Adviseur. Bij ontstentenis van den eersten, kan de Koning een of meer Commissarissen-Politiek, die de Hervormde Eerdienst belijden, daartoe

|89|

benoemen. Dezelve woont echter de vergadering bij zonder stem.
Alle de Leden hebben benoemde Secundi, ook de Vice-President.

Deze Leden en Secundi worden benoemd bij vrije keus der Provinciale Collegiën en der Commissiën, zonder dat daartoe voordragten of tweetallen worden opgezonden. — Alzoo wordt de Hervormde Kerk op hare hoogste vergadering vrij vertegenwoordigd, en behoudt ook hierin hare zelfstandigheid. Van de gedane keuzen wordt slechts kennis gegeven aan het Ministeriëel Departement (1).

Jaarlijks wordt de vergadering der Synode gehouden, en komt bijeen zonder nadere uitschrijving of oproeping (2), in ’s Hage op den eersten Woensdag in de maand Julij (3) ten elf ure (4); welke tijdsbepaling niet kan worden veranderd buiten goedvinden des Konings; evenmin als zonder dezelve buitengewone vergaderingen der Synode kunnen bijeenkomen (5). — De synodale vergadering wordt, na


(1) Alg. Regl., Art. 17, 18, bij v.d. Tuuk, Handb., t.a.p. I. 9. Organisatie der Prot. Gemeenten in de Zuid. Prov., Art. 20, — en Verordeningen op het Bestuur der Indische Kerken, Art. 10, bij v.d. Tuuk, Handb. I, 89, II. 47.
(2) Zie Missive van den Comm.-Gener. aan de Klassis van Amsterdam, d.d. 28 Maart 1816, bij v.d. Tuuk, t.a.p. II. 148.
(3) Alg. Regl., t.a.p., Art. 20.
(4) Verordeningen op het houden der algemeene Synode, d.d. 11 Junij 1823, bij v.d. Tuuk, t.a.p. III. 123, 124.
(5) Alg. Regl., Art. 20.

|90|

een plegtig gebed van den President, geopend door het Hoofd van het Ministeriëel Departement, die dezelve voor geconstitueerd verklaart. Op dezelfde wijs wordt zij gesloten. — Zij wordt met gesloten deuren gehouden, en plagt daarenboven in de eerste zittingen met eene kerkelijke redevoering geopend en gesloten te worden (1); doch later is het houden van ééne kerkelijke redevoering bepaald op den Zondag, volgende na den dag der opening. Deze wordt uitgesproken in de Kloosterkerk door een der synodale Leden, daartoe door den Minister uitgenoodigd (2).

De stemmende Leden der vergadering, behalve de Moderatoren, wisselen in zitting en rang van stemming dagelijks af. Hierdoor wordt de gelijkheid der Leden bewaard. Doch de Hoogleeraren, praeadviserende Leden, behouden, evenals de Moderatoren, steeds hunne zitplaats zonder afwisseling. — Elke zitting wordt met een kort gebed geopend, en met dankzegging aan God gesloten. — Niemand der stemmende Leden mag buiten stemming blijven. Op alles wordt bij volstrekte meerderheid besloten, terwijl bij staking der stemmen de President eene beslissende stem heeft, die ook, waar zulks noodig is, de geheimhouding kan opleggen. Het staat elk der Leden vrij in de Notulen te doen aanteekenen, doch zonder verder protest of opgave van redenen, dat hij zich


(1) Provisioneel Reglement van Orde voor de Synodale Vergaderingen van 1816, Art. 8, 9, 5, 11, 10.
(2) Provis. Regl., b. a. Art. 5, — en Verordeningen, b.a. bij v.d. Tuuk, t.a.p. III. 124.

|91|

met het beslotene niet heeft vereenigd (1). Gewoonlijk duren thans de zittingen der Synode slechts 14 dagen, terwijl de eerste synodale vergadering in 1816 vier weken duurde.

Ook hare attributen en magt is bij onze kerkelijke wetgeving bepaald. „De Synode oefent het hoogste kerkelijk bestuur uit (2).” Deze bepaling staat op den voorgrond, zoodat alles, wat vervolgens wordt opgegeven, gevolg is en uitvloeisel van dit hoogste bestuur. Hier dus is het einde van alle kerkelijk gezag en boven de Synode kent de Hervormde Kerk geen bestuur.

Doch daarom moet dit hoogste bestuur tevens rein kerkelijk zijn (3). Alle bestuur der Gemeenten hoegenaamd, in zoover het burgerlijk is of staatkundig, is buitengesloten. — Ook hierin kenmerkt zich de geest van het Protestantisme, waarbij in tegenoverstelling van de Roomsch-Katholieke Eerdienst alle inwerking op burgerlijk gezag geweerd wordt. Men eischt daar Gode te geven, wat Godes is, en den Staat, wat des Staats is. Dit beginsel van christelijk Kerkregt is dan ook hier heerschend.


(1) De orde der vergadering en de loop der werkzaamheden van de Synode is bepaald bij het Reglement van Orde, dat jaarlijks aan het begin der zitting ter synodale tafel wordt vastgesteld en gearresteerd. Zie hetzelve in de Handel. der Synode, 1816, bl. 8 verv., 1817, bl. 7 verv. en 1818, bl. 7 verv. — Verg. het Regl. van Orde 1818, Art. 8, 9, 20, 21, 10.
(2) Alg. Regl., Art. 16.
(3) Verg. het Regl. van Kerkel. Opzigt en Tucht, Art. 4 en elders, bij v.d. Tuuk, III. 204.

|92|

Waarin nu dit hoogste bestuur zich openbaart is nader omschreven: „De Synode is belast met de zorg voor de algemeene belangen der Hervormde Kerk, en in het bijzonder voor alles, wat de openbare Godsdienst en de kerkelijke instellingen betreft (1).” — Nadrukkelijk wordt zulks bepaald tot de instellingen, daar het eene vergadering is van bestier, gelijk zij bij hare eerste vestiging niet „werd opgeroepen om leerstellige geschillen te beslissen, maar om de Kerk te bestieren (2).” Desniettemin zijn de verpligtingen der Leden ook van deze hoogste vergadering nopens de Leer bepaald tot handhaving van de Leer der Hervormde Kerk (3).

Op dezen grondslag rusten dan ook het gezag en de werkzaamheden der Synode, die zoo wel wetgevend, als bestierend en regterlijk zijn.

Het wetgevend gezag der Synode is dat van het hoogste Kerkbestuur; dus de hoogste wetgeving, die in de Kerk aanwezig is. Zij bestuurt de Kerk door eene algemeen wetgeving. Van haar dalen alle kerkelijke wetten, verordeningen en reglementen af, die algemeen voor de Hervormde Kerk gelden moeten. — Gelijk nu deze kerkelijke wetgeving alles omvat, wat de algemeene belangen der Hervormde Kerk, de openbare Godsdienst, en de kerkelijke instellingen betreft, zoo zijn zonder daarom andere uit te sluiten, die tot


(1) Alg. Regl., Art. 21.
(2) Missive aan de Klassis van Amsterdam, b.a. bij v.d. Tuuk, II. 152.
(3) Alg. Regl., Art. 9, en Regl. van Opzigt en Tucht, Art. 2, t.a.p.

|93|

het bovengenoemde behooren, de onderwerpen van dit wetgevend gezag nader bepaald, als die betrekkelijk de toelating tot de Predikdienst en het Examen van Kandidaten, — Predikantsberoepingen en vakaturen, — Kerkeraden, — godsdienstig onderwijs, — kerkvisitatie, — kerkelijk opzigt en tucht, — kerkelijke fondsen, en andere aanverwante onderwerpen. — Reeds dadelijk heeft zij zoodanig eene wetgeving uitgeoefend in de door haar vervaardigde Reglementen, en gaat hierin, des benoodigd zijnde, telkens voort. — Want dit hoogste wetgevend gezag strekt zich uit zoo wel tot de eerste wetgeving, als tot de trapswijze verbetering derzelver, en der provinciale reglementen, die eenmaal ontworpen zijnde, geene veranderingen kunnen ondergaan, dan op een besluit der Synode onder sanctie des Konings (1). — Uit den boezem dus dezer Kerkvergaderingen komen alle bepalingen voort, die den gang van zaken in de Hervormde Kerk van Nederland regelen.

Het bestierend gezag, gegrond op de bestaande wetgeving, bepaalt zich tot uitvoering, handhaving en zorg. — Haar toch betaamt het te waken voor den weldadigen invloed der door haar gevestigde wetgeving. Tot die bestiering behoort in het algemeen de beslissing op voorstellen, aan haar langs den kerkelijken weg ingezonden door mindere Kerkbesturen of andere Leden. — Daartoe is ook de uitvoering van al hare besluiten haar regt. Zij doet dit door de


(1) Alg. Regl., Art. 23-29, 42.

|94|

mindere kerkelijke Collegiën; en heeft later eene synodale Commissie benoemd, inzonderheid bestemd om te waken voor de uitvoering der genomene maatregelen. — Deze waakzaamheid over de uitvoering oefent zij uit door zich jaarlijks verslag te doen geven der kerkelijke instellingen, aan haar gezag en oppertoezigt onderworpen, of door haar gevestigd, alsmede van den staat der verschillende algemeene kerkelijke Fondsen en van de verrigtingen der synodale Commissiën (1). Daardoor toch waakt zij tegen mogelijke misbruiken, en gaat jaarlijks voort in de regeling van alles, wat tot welstand der Kerk dienen kan. — En zoo ligt in de beoordeeling en het onderzoek dezer rapporten en verslagen een gewigtig gedeelte van hare werkzaamheden, bij welke de Kerk grootelijks belang heeft, alzoo de uitwendige belangen van het kerkelijke Genootschap daarmede ten naauwste verbonden zijn (2).

Evenzeer bepaalt zich hare zorg vrij algemeen tot alles, wat ter synodale tafel gebragt wordt, betrekkelijk de algemeene belangen, vooral der openbare Godsdienst en kerkelijke instellingen. — Daartoe gaf


(1) Zie Regl. op de klass. Kosten, Art. 25. — Regl. voor een Algemeen Weduwenfonds, Art. 18. — Dispositie op de Administratie van Kerkel. Fondsen, 6 Dec. 1817, bij v.d. Tuuk, Handb., I. 281, 485, 489, 490, 491; II. 118, 257; III. 267. Instructie voor de algem. synodale Commissie in de Handel. der Synode, 1827, bl. 78, 85, en Koninkl. Besluit daaromtrent d.d. 26 Nov. 1827. n. 67.
(2) De rapporten dier Commissiën van Onderzoek worden jaarlijks opgenomen in de Notulen, en van daar in de gedrukte Handelen der Synode.

|95|

zij wenken, raadgevingen en voorschriften nopens de openbare Godsdienstoefeningen (1), en ontvangt zij kennisgeving en naauwkeurig verslag van de afgelegde kerkelijke Examina der Kandidaten, van het getal der Proponenten, van de Kerkvisitatie enz.; welke verslagen jaarlijks in Commissiën gesteld worden, om daarop gedurende de synodale zitting rapport uit te brengen. — Hierdoor handhaaft zij tevens de kerkelijke instellingen; maar niet minder waakt zij, gelijk alle andere besturen, voor de handhaving der Hervormde leer (2).

Het regterlijk gezag, of de christelijke tucht, wordt in het hoogste ressort door haar uitgeoefend, zoo wel bij aanklagte, als bij beroep (appèl). Doch hierover zullen wij later in deszelfs geheel handelen. — Maar zoo onafhankelijk haar regterlijk gezag is, zoozeer is de uitvoerende en wetgevende magt aan de sanctie des Konings onderworpen, schoon zij niet slechts ontwerpt en voordraagt, maar tevens besluit. Deze besluiten echter der Synode krijgen eerst wetgevend en uitvoerend gezag door de sanctie des Konings of het visa van het Ministeriëel Departement (3).

De eerste synodale vergaderingen, waarop onze Hervormde Kerk moest worden geregeld, waren meer werkzaam met onderwerpen van kerkelijke wetgeving;

|96|

doch nadat dezelve eenmaal gevestigd was, bleven er wel is waar telkens nog wettelijke bepalingen vast te stellen; maar grootendeels kon zij zich met de verdere bestiering, zorg en tucht der Kerk bezig houden, gelijk zij daaraan bij voortduring hare zittingen blijft wijden (1).


(1) Men vergelijke bij geheel dit onderwerp de Handel. der Synode.


Royaards, H.J. (1834)