§ 3.
Kanoniek en Kerkelijk Regt.

Niet willekeurig, maar gegrond op de analogie der Taal, zoo wel als op het gebruik, merkt men het verschil op, dat bestaat tusschen het kanonieke en het kerkelijke regt (Jus Canonicum en Jus Ecclesiasticum).

Het kanonieke regt, of dat der Roomsch-Katholieke Kerk is gegrond op de Canones; (hoedanig de kerkelijke

|10|

wetten plegen genoemd te worden) of wel ontleend uit het Corpus Juris Canonici. Soms bedoelt men in het algemeen daardoor het middeleeuwsche Kerkregt.

Het kerkelijke regt, in tegenoverstelling van het kanonieke regt, geeft in een ruimeren zin, den geheelen omvang van het Kerkregt te kennen, of, meer beperkt, het nieuwere Kerkregt; terwijl daaruit geredelijk volgt, dat het Protestantsch of Evangelisch regt nooit onder den naam van kanoniek regt kan worden begrepen (1).

In het kanonieke regt komen vele burgerlijke voorschriften voor, hetgeen uit den invloed der Hierarchie is te verklaren. Zij dalen daar van de Kerk af. — Daarentegen neemt het Evangelisch of Protestantsch Kerkregt ook Staatsbepalingen op. In zoo verre nu hetzelve alleen de betrekking van Kerk en Staat regelt, heet het Staatskerkregt of Kerkelijk Staatsregt. Hiertoe behoort grootendeels het openbaar Kerkregt (Jus Eccl. publicum).


(1) Zie ook Eichhorn a.a.O. S. 450. Reeds de oudere Schrijvers over het Kerkregt, Carpzovius, Böhmer, Pfaff, Mosheim, onderscheidden het kanonieke van het kerkelijke regt.


Royaards, H.J. (1834)