Ieder Provinciaal Kerkbestuur kiest zich, uit de predikanten in
zijn midden, een President en een Vice-President.
Tot Secretaris zijn benoembaar de predikanten van het Provinciaal
ressort, zoowel de emeriti en zij, die de bevoegdheid van emeriti
hebben, als de dienstdoende; is de Secretaris benoemd buiten de
leden van het Kerkbestuur, dan heeft hij slechts adviseerende
stem. 1)
De Secretaris wordt, bij onvoorziene afwezigheid, vervangen door
een lid, hetwelk de Bestuursvergadering daartoe aanwijst.
1) In dezen gewiizigden vorm is deze al. in
werking getreden 15 Jan. 1917, tegelijk met de andere wijzigingen
(artt. 20, 22, 43, 51 en 53) in verband met de regeling der
bevoegdheden van de emeriti-predikanten. (Hand. 1915 bl. 552;
1916 bl. 493; Bijl. B. 1917 bl. 222).
Een toevoeging, voorloopig aangenomen in 1917 (in verband met een
voorstel tot wijziging van art. 6): „hetzelfde geldt van zijn
secundus, wanneer deze als secretaris optreedt”, is het volgende
jaar verworpen. (Hand. 1917 bl. 94, 226-228, 243-245; 1918
bl. 213. 234-240). Zie ook aant. 5 bij art. 6.
De Secretaris van het Prov. Kerkbestuur, die uit de leden des
Bestuurs is gekozen, geniet zijn aandeel in het honorarium
evenals de andere leden, en boven hetgeen hem als Secretaris
toekomt. Hand. 1881. bl. 64.