De Classicale Vergadering bestaat uit de dienstdoende predikanten
van het ressort en even zoovele dienstdoende ouderlingen
1) als er predikantsplaatsen 2) zijn in dat
ressort. Deze ouderlingen worden door den Kerkeraad van iedere
gemeente, uit zijn midden, voor rekening der gemeente
3), afgevaardigd.
Het recht van afvaardiging van een of meer ouderlingen heeft de
Kerkeraad ook, wanneer de predikantsplaats of -plaatsen vacant
zijn. 4) Doet echter het Classicaal Bestuur (of het
Provinciaal Kerkbestuur) wat des Kerkeraads is, dan vaardigt het
geen ouderlingen ter Classicale Vergadering af, wanneer er onder
de kerkeraadsleden niet een of meer dienstdoende ouderlingen
zijn.
In gecombineerde gemeenten met meer Kerkeraden zal de
afvaardiging van de ouderlingen door hen bij toerbeurten
geschieden. De niet aan de beurt van afvaardiging zijnde
Kerkeraden hebben het recht zich te doen vertegenwoordigen door
een ouderling met adviseerende stem voor rekening van de
gemeente. 5)
Afgevaardigde ouderlingen zullen zonder schriftelijk bewijs van
benoeming niet ter vergadering worden toegelaten.
De afgevaardigden ter Classicale Vergadering doen aan de
Kerkeraden verslag van hetgeen daar belangrijks is geschied.
1) In 1864 wees de Synode het voorstel om ook
diakenen te doen afvaardigen naar de Class. Verg. af, omdat dit
in strijd zou zijn met het presbyteriaal beginsel.
2) Het getal der ouderlingen komt overeen met dat der
predikantsplaatsen volgens de redactiewijziging 31 Maart 1875 in
werking gekomen.
Naar aanleiding van een vraag van het Classicaal Bestuur van
Amersfoort heeft de A.S.C, in haar op 22 October 1947 gehouden
zitting als haar oordeel te kennen gegeven, dat sinds het
optreden van predikanten op buitengewone predikantsplaatsen,
krachtens artikel 7 van het Reglement op de Predikantsplaatsen
benoemd en slechts adviseerend stemrecht bezittend in Kerkeraad
en Classicale Vergadering, hier onder „predikantsplaatsen”
slechts dienen te worden verstaan de plaatsen, bestemd voor
predikanten, die voor de vergaderingen van den Kerkeraad
concludeerend stemrecht hebben.
3) De vergoeding voor reis- en verblijfkosten voor de
ouderlingen, die niet in de hoofdplaats der classe wonen, worde
bij onderlinge overeenkomst tusschen Kerkeraad en kerkvoogdij
bepaald. Hand. 1853, Bijl. B. bl. 14; Hand. 1874 bl. 338.
4) Worden dus in dit geval ook ouderlingen voor die
plaats of plaatsen afgevaardigd, de Synode heeft daarentegen
voorstellen om voor de niet aanwezige predikant of predikanten
nog een ouderling of ouderlingen in hunne plaats af te vaardigen
verworpen. (Hand. 1875 bl. 56-57, 101, 102; 1879 bl. 62-65, 86.
87; 1882 bl. 243-247; 1885 bl. 335-349; 1924 bl. 93-95).
5) Aldus gewijzigd om de niet aan de beurt van
afvaardiging naar de Classicale Vergadering zijnde Kerkeraad in
een gecombineerde gemeente meer in het werk der Classicale
Vergadering te betrekken. (Hand. 1942 bl. 73-75; 1943 bl. 26-27;
Bijl. 1944 bl. 57-60).