In elk provinciaal ressort is een Provinciaal Kerkbestuur,
bestaande uit dienstdoende predikanten en uit ouderlingen.
1)
Elke classe benoemt daartoe een predikant uit haar midden
2) en, wanneer het Provinciaal Kerkbestuur zulks
verlangt, bij beurtwisseling nog één daarenboven uit het
Provinciaal ressort.
Voor elk tweetal aldus benoemde predikanten is één ouderling,
door de Classicale Vergaderingen bij beurtwisseling af te
vaardigen.
De Commissie voor de zaken der Waalsche kerken bestaat uit vijf
predikanten en twee ouderlingen. 3)
Voor de Kerkbesturen, welke niet meer dan drie classen onder hun
ressort hebben, zullen ook zoovele predikanten tot tertii worden
benoemd, als er predikanten in het Bestuur zijn.
1) Volgens art. 5 al. 4 zijn daarin ook
oud-ouderlingen begrepen. De keus is niet bepaald tot het
classicaal ressort (Hand. 1858 bl. 26).
2) Een predikant-lid, die de classis verlaat, al
blijft hij in dezelfde provincie, moet door zijn secundus worden
vervangen. (Hand. 1865 bl. 21, Bijl. B. bl. 90-92).
3) Bij de hoofdelijke stemming over de aangenomen
reglementswijzigingen nemen daaraan echter slechts vier leden
deel. Zie art. 62. (Hand. 1881 bl. 301-313, 326, 327; 1882 bl.
249-268).