Aan de Classicale Vergaderingen behoort: 1)
1º. het doen van benoemingen, welke haar zijn opgedragen;
2º. het geven van consideratiën harer leden 2) op de
haar door de Synode toegezonden nieuwe reglementen of
veranderingen in de bestaande — welke consideratiën zij
rechtstreeks aan de Synode doen toekomen;
3º. het opnemen en afsluiten der Classicale rekeningen
3), de regeling van hetgeen betrekking heeft op de
fondsen, waartoe die rekeningen behooren, en in het bijzonder het
telkens voor één jaar uit de predikant-leden des Classicalen
Bestuurs benoemen van een Classicalen Quaestor en secundus. Die
Quaestor treedt met den 1 Januari daaraanvolgende op;
4º. het benoemen van een Classicale Zendingscommissie, waarin
tenminste één lid van het Classicaal Bestuur zitting moet hebben,
die tot taak heeft de belangen der Uitwendige en der Inwendige
Zending en den arbeid onder Israël in de gemeenten der Classis te
behartigen, zoowel stoffelijk als geestelijk; 4)
5º. het beraadslagen over hetgeen bevorderlijk kan zijn aan de
belangen der bijzondere en gezamenlijke gemeenten in het
Classicaal ressort, inzonderheid wat betreft het godsdienstig en
kerkelijk leven;
6º. het in overweging nemen van de voorstellen harer leden, om
ze, als de hare overgenomen zijnde 5), aan de
Classicale Besturen en Provinciale Kerkbesturen, alsmede aan de
Synode, op te zenden;
7º. het opnemen en afsluiten van de rekeningen der Classicale
Weduwenbeurzen 6), door die leden der vergadering, die
tevens leden der beurzen zijn; en het hooren van een verslag, uit
te brengen door de besturen der Classicale Weduwenbeurzen omtrent
den toestand dier beurzen.
De Classicale Vergaderingen komen tot het vervullen van
bovengenoemde werkzaamheden samen op den laatsten Woensdag van de
maand Juni. Komen zij niet met de afwerking der agenda gereed,
dan is verdaging der vergadering tot den daarop volgenden dag
mogelijk. 7)
Bovendien worden Classicale Vergaderingen gehouden, zoo dikwijls
de Algemeene Synode, of de Algemeene Synodale Commissie, deze
noodig oordeelt, tot het behandelen van de door de Algemeene
Synode of de Algemeene Synodale Commissie aangegeven agenda
betreffende de in dit artikel onder ten 2e, 5e en 6e genoemde
werkzaamheden, op een door deze te bepalen datum. 7)
1) De Synode heeft in 1861 (Hand. bl. 342, 343)
uitgesproken, dat niet in het Alg. Regl., maar in een regl. van
orde of huishoudelijke bepalingen, een voorschrift op haar plaats
is: „dat de Scribae der Class. Besturen uiterlijk 14 dagen vóór
de bijeenkomst der Class. Vergaderingen aan de Kerkeraden onder
het ressort doen toekomen eene opgave 1º. van de vacaturen, die
vervuld moeten worden, 2º. van de stukken, waarop consideratiën
gevraagd worden, 3º. van de ingekomen voorstellen der leden”.
Voorstellen, uitgaande van de „Confessioneele Vereeniging”, om de
Class. Vergaderingen de bevoegdheid te geven leerstellige
geschillen te behandelen, werden afgewezen (Hand. 1909 bl.
330-337), evenals voorstellen derzelfde Vereeniging, bedoelende
„rechtsherstel van de Class. Vergaderingen”. (Hand. 1911 bl.
536-563).
2) De Synode sprak in 1874 uit, dat ook van de
verschillende adviezen, door de leden uitgebracht,
mededeeling aan de Synode zal geschieden. Hand. 1874, bl. 339,
367.
3) Bedoeld zijn niet de rekeningen van de classicale
quaestoren met den Quaestor-Generaal, maar die van speciale
fondsen, die sommige dassen hebben. Hand. 1853 bl. 27; Bijl. B.
bl. 13.
4) Zie noot 4 bij art. 20 van dit Reglement.
5) Dit zijn dus voorstellen, die bij meerderheid van
stemmen door de Class. Verg. zijn aangenomen. Niettemin heeft
ieder lid der Class. Verg. het recht om zelf door tusschenkomst
van het Class. Bestuur voorstellen in te zenden. Het Synodaal
Besluit van 12 Juli 1851 eischte, dat „alle adressen en
voorstellen, met uitzondering van die der Class. Vergaderingen,
minstens 14 dagen vóór de opening der Synode bij haren Secretaris
moeten zijn ingezonden, en zullen de later ingedienden niet in
overweging komen, tenzij de verg. hun inhoud oordeelt van
genoegzaam belang te zijn, om daartoe in aanmerking te worden
genomen”. (Hand. 1851, bl. 226).
6) De wijziging in deze al. is in werking getreden 15
Jan. 1915. Hand. 1913, bl. 142-146; 1914 bl. 366, 369-372, 773,
397; Bijl. B. 1915, bl. 257.
7) Aanvulling toegevoegd op 15 Jan. 1943. Zie noot 1
bij art. 37.