1) Bij tijdelijke ontstentenis wordt de Praeses
vervangen door den Assessor, de Assessor door het lid met den
langsten onafgebroken zittingstijd 2), de Scriba door
den secundus-Scriba.
Bij tusschentijdsche aftreding worden zij door dezen
opgevolgd.
De tusschentijds opgetreden Praeses, Assessor en Scriba bekleeden
deze functies voor den duur van hun zittingstijd, tenzij vóór hun
optreden reeds een ander voor hun functies was benoemd. In zulke
gevallen wordt gehandeld als bij tijdelijke ontstentenis.
3)
1) Het gewijzigde art. 47 is in werking
getreden 1 Januari 1934. Hand. 1932 bl. 102, 154-156, 243;
1933 bl. 172-175, 284.
De vroegere redactie van art. 47 kon aanleiding geven tot een
zonderlingen toestand. Indien een der genoemde functionarissen,
die periodiek moest aftreden, door de Classicale Vergadering in
Juni niet werd herkozen, maar door een ander vervangen en dan
vóór 1 Januari aftrad, zouden er op 1 Januari twee personen
kunnen geweest zijn, die recht hadden op denzelfden zetel. De
wijziging, welke tevens vereenvoudiging van redactie was,
bedoelde dit dwaze geval te voorkomen. Zie aanteekening 4 bij
art. 6.
2) Niet de secundus van den Praeses vervangt in dit
geval den Praeses, maar de Assessor. De secundus van den Praeses
treedt op als gewoon lid.
3) Zijn er twee leden tegelijkertijd als lid
opgetreden, dan moet, volgens de voorlichting der Syn. Com.
(Bijl. B. 1897 bl. 207-208; Hand. bl. 60), dat lid als het oudste
beschouwd worden, dat het eerst door de Class. Verg. benoemd
is.