Of het oorbaer ende noodich is den Bijbel uut den Hebreischen in
der Nederduytscher tale over te setten of ten minsten de ghemeyne
oversettinghe te oversien, ende wien men desen last oplegghen
sal?
Antdwoordt. Men sal wel tot sijner tijt den Bijbel uut der
Hebreischen tale oversetten moghen.
Hierentusschen sal men sa na de Francoysche Latijnsche ende
andere insonderheyt na de nieuwe Heydelbersche oversettinghe
oversien.
Daerbij oock voeghende de Franchoysche annotatien over het Oude
Testament.
Dogh soo sal men toesien dat die werck een persoon alleen niet
opgeleyt werde, ende sijn verordent de Heere van Ste Aldegonde
ende Petrus Dathenus om na bequame mannen uut te sien die dit
werck behoirlick sullen konnen uutvoeren.46
46 Sinds 1578 hebben de kerken telkens bij de overheid aangedrongen op een vertaling van de bijbel waarbij ook telkens de naam van Marnix van Sint Aldegonde genoemd werd. Vgl. T. Tilius aan Arendt Cornelisz. te Delft, Briefwisseling van Thomas Tilius medegedeeld door A.A. van Schelven, in: Bijdrgen en mededeelingen van het Historisch Genootschap, D. 55, Utrecht 1934, blz. 168. Zie het historisch overzicht van W. Helmichius op de part. synode van N.-Holland, 1607, Reitsma en Van Veen, I, blz. 404vv.