Of men de artykelen des synodi niet en behoort met
ghetuyghenissen der schrifturen te bevestighen.
Is gheantdwoort dat dit onnoodich is omtrent de dinghen die
middelmatich syn, ende de ordeninghe der kercke aengaen.
Die niet middelmatich sijn heeft de synodus alsoo ghestelt, dat
se de selvighe acht op de authoriteyt der H. Schrifturen
ghegrondet te sijne, de welcke soo yemant daerby wil setten sal
’t selve moghen doen.41
41 Reeds in Emden kwam de vraag of men voor de kerkordelijke bepalingen geen schriftbewijs moest aangeven. ‛Zoo hebben de Broederen geantwoort, dat die dingen welke de conscientie aangaan, met Gods Woort moeten bevestigt worden, maar die geene die de ordeninge der Kerken aangaan of middelmatig zyn, moeten tot zulk een noodzakelykheid niet gedreeven worden’. Nú acht de synode zulk een uitspraak niet meer geboden: met betrekking tot de middelmatige dingen is het onnodig. De overige zijn gegrond op de Schrift en het hoeft er niet nog eens opzettelijk bijgezet te worden.