Uit het bepaalde in ord. 12-6-3 blijkt dat een beslissing van een college voor de behandeling van bezwaren en geschillen geen vrijblijvend advies aan partijen is, maar een rechterlijke uitspraak waaraan deze gebonden zijn. Blijft een kerkelijk lichaam of een lid daarvan, dan wel een ambtsdrager nalatig in de naleving of tenuitvoerlegging van een beslissing van een college voor de behandeling van bezwaren en geschillen, dan kan dit college de zaak voorleggen aan het daarvoor aangewezen college voor het opzicht. Een (lid van een) kerkelijk lichaam of ambtsdrager kan een beslissing van de kerkelijke rechter dus niet zomaar naast zich neerleggen.
Doet men dat wel, dan kan dit ertoe leiden dat ten aanzien van betrokkene(n) door het desbetreffende college voor het opzicht gebruikgemaakt wordt van een van de middelen van kerkelijke tucht (ord. 12-6-3).