Ook de procedures die op grond van het bepaalde in ord. 11-10 en ord. 11-22-4 worden gevoerd behoren tot de kerkelijke rechtspraak.
Volgens ord. 11-10 kan een kerkenraad, college van kerkrentmeesters of college van diakenen bij het regionale college voor de behandeling van beheerszaken bezwaren indienen tegen een besluit op het gebied van de vermogensrechtelijke aangelegenheden, genomen door een van de beide andere genoemde lichamen. In ord. 11-22-4 is vervolgens bepaald dat het regionale college — als een dergelijk bezwaar niet door bemiddeling kan worden weggenomen — een uitspraak doet.
Bij de behandeling van zo’n bezwaar wordt gekeken naar het bepaalde in ord. 12-5 en ord. 12-7. Een bezwaarschrift moet voldoen aan de vormvoorschriften die ook gelden voor een bezwaarschrift dat bij ‘bezwaren en geschillen’ wordt ingediend. De behandeling door het regionale college voor de behandeling van beheerszaken vindt plaats op dezelfde wijze als bij de behandeling in eerste aanleg bij ‘bezwaren en geschillen’ (G.R. kerkelijke rechtspraak, art. 17-1).
Tegen een beslissing van het regionale college voor de behandeling van beheerszaken kan binnen dertig dagen beroep worden ingesteld bij het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen. Dit generale college behandelt een beroep over vermogensrechtelijke geschillen op dezelfde wijze als is voorgeschreven voor de behandeling van beroepszaken die van de aanvang af door de colleges voor de behandeling van bezwaren en geschillen zijn behandeld (ord. 11-22-4 en 5; G.R. kerkelijke rechtspraak, art. 17). Zie verder § 12.6.2.