In de generale regeling kerkelijk werkers worden in art. 7 de mogelijkheden voor een kerkelijk werker in pastorale arbeid aangegeven. Men kan worden aangesteld om naast de predikant werkzaam te zijn in het pastoraat, de catechese en de toerusting. De kerkelijk werker staat niet in het ambt en is dus geen lid van de kerkenraad, maar kan wel worden uitgenodigd om als adviseur aan de vergaderingen deel te nemen. Wie in de bediening is gesteld, kan worden uitgenodigd voor de bijeenkomsten van de predikanten.
Terwijl de regel is dat de kerkelijk werker naast de predikant wordt aangesteld, geeft art. 7-4 de uitzondering. Als een gemeente niet zelf een predikant kan beroepen en als er naar het oordeel van het breed moderamen van de classicale vergadering geen andere mogelijkheden zijn om te komen tot het beroepen van een
|140|
predikant (bijvoorbeeld door het vormen van een combinatie, door samenvoeging, door het samenbrengen in een streekgemeente, door federatie of vereniging), kan een kerkelijk werker worden aangesteld die — in dat geval — niet naast een predikant, maar meer zelfstandig werkzaam is.