|139|
Bij ‘bedieningen’ gaat het om dezelfde taken en om dezelfde
personen die aan dezelfde voorwaarden moeten voldoen. Men wordt
in de bediening ingeleid om in de dienst
werkzaam te kunnen zijn! Er zijn slechts enkele — zij het niet
onbelangrijke — verschillen.
- In een bediening kunnen slechts worden gesteld zij die
belijdend lid van de kerk zijn, de benoeming in een dienst is ook
mogelijk voor doopleden van de kerk.
- Bij een bediening wordt men ingeleid in een kerkdienst.
- In deze kerkdienst wordt een belofte afgelegd, waarin men
verklaart bereid te zijn te getuigen van het heil in Christus
Jezus en te blijven in de weg van het belijden van de kerk,
ijverig en getrouw de arbeid te verrichten en zich aan de
kerkelijke regels te zullen onderwerpen.
- Al staat dat niet uitdrukkelijk voorgeschreven in ord. 3-12
ligt het voor de hand dat in deze dienst tevens de belofte van
geheimhouding wordt afgelegd. In de orde voor de inleiding in een
bediening is een dergelijke belofte opgenomen.
- Wie in de bediening is gesteld, ontvangt werkbegeleiding door
een mentor. Als men op arbeidsovereenkomst is aangesteld, zorgt
de kleine synode voor deze begeleiding. Als een kerkenraad een
vrijwilliger als kerkmusicus in de bediening heeft gesteld, moet
de kerkenraad zelf voor werkbegeleiding zorgen. De kerkelijk
werker is verplicht deze werkbegeleiding te aanvaarden en moet
dat zelfs vooraf uitdrukkelijk verklaren (G.R. kerkelijk werkers,
art. 5-5).
- In bijzondere situaties kan een preekconsent worden verleend
(zie § 5.5.4).
- Een kerkelijk werker in het pastoraat, die in de bediening is
gesteld, kan worden uitgenodigd aan de bijeenkomsten van de
werkgemeenschappen van predikanten deel te nemen (G.R.. kerkelijk
werkers, art. 7-3).