Artikel 7.
Het opzicht van de ambtelijke vergaderingen
Het opzicht over de ambtsdragers en over hen die in een bediening
zijn gesteld, alsmede over degenen die de bevoegdheid hebben voor
te gaan in de eredienst, berust bij de classicale
vergadering,
met dien verstande dat dit opzicht, indien het betreft een
beslissing over toepassing van een van de middelen van kerkelijke
tucht, wordt opgedragen aan het regionale college voor het
opzicht.
Indien het betreft een predikant in algemene dienst of iemand die
uit hoofde van enige kerkelijke opdracht betrokken is bij de
opleiding en vorming van predikanten, vindt de eerste behandeling
plaats in de classicale vergadering van de gemeente waar
betrokkene als lid is ingeschreven.1
1 Wijziging kerkorde, ordinantie 10-7-2, besluit generale synode d.d. 9 november 2012, ingegaan 1 januari 2013.