Artikel 9.
Bevoegdheden
Ten aanzien van degen die zich schuldig maakt aan veronachtzaming
of misbruik van het ambt dan wel de bediening dan wel de door de
kerk toegekende bevoegdheden, kan gebruik gemaakt worden van de
volgende middelen van kerkelijke tucht:
a. een terechtwijzing,
b. een ambtelijke vermaning,
c. de schorsing voor bepaalde tijd in de vervulling van het ambt
of de bediening dan wel in de uitoefening van door de kerk
toegekende bevoegdheden,
d. schorsing voor onbepaalde tijd in de vervulling van het ambt
of de bediening dan wel in de uitoefening van door de kerk
toegekende bevoegdheden, waarbij — voor zover van toepassing —
betrokkene tevens wordt losgemaakt van de gemeente waaraan deze
is verbonden. Het betreffende college voor het opzicht beoordeelt
na een door dit college nader te bepalen periode van ten hoogste
drie jaar of toepassing gegeven kan worden aan het bepaalde in de
volgende volzin dan wel of er redenen zijn om de schorsing hetzij
voor onbepaalde tijd te handhaven hetzij om te zetten in het
onder e aangegeven middel van kerkelijke tucht.
Het betreffende college is bevoegd tot opheffing van de schorsing
voor onbepaalde tijd te besluiten indien het zich, naast het
bepaalde in lid 9, ook heeft vergewist van de geschiktheid van de
betrokkene en het consent van de kleine synode tot hervatting van
de werkzaamheden behorende bij het ambt of de bediening. Op de
verlening van dit consent aan een predikant is de procedure
omschreven in ordinantie 3-26-1a van overeenkomstige
toepassing,
e. de ontzetting uit het ambt of de bediening dan wel het
ontnemen van de door de kerk toegekende bevoegdheden.
In het geval toepassing wordt gegeven aan de in dit lid genoemde
middelen dient het beetreffende college zich er van te
vergewissen of niet tevens toepassing dient te worden gegeven aan
de middelen genoemd in in de leden 6 en 7a.1
1 Wijziging kerkorde, ordinantie 10-9-7,
besluit generale synode d.d. 26 april 2013, ingegaan 26 april
2013.
Eerdere wijziging kerkorde, ordinantie 10-9-7, besluit generale
synode, d.d. 20 april 2012 en 9 november 2012, ingegaan 1 januari
2013:
Ten aanzien van degene die zich schuldig maakt aan
veronachtzaming of misbruik van het ambt dan wel de bediening dan
wel de door de kerk toegekende bevoegdheden, kan gebruik gemaakt
worden van de volgende middelen van kerkelijke tucht:
a. een terechtwijzing,
b. een ambtelijke vermaning,
c. de schorsing voor bepaalde tijd in de vervulling van het ambt
of de bedieniing dan wel in de uitoefening van door de kerk
toegekende bevoegdheden,
d. schorsing voor onbepaalde tijd in de vervulling van het ambt
of de bediening dan wel in de uitoefening van de door de kerk
toegekende bevoegdheden, waarbij — voor zover van toepassing —
betrokkene tevens wordt losgemaakt van de gemeente waaraan deze
is verbonden. Het betreffende college voor het opzicht beoordeelt
na een door dit college nader te bepalen periode van ten hoogste
drie jaar of toepassing gegeven kan worden aan het bepaalde in
lid 9 dan wel of er redenen zijn om de schorsing hetzij voor
onbepaalde tijd te handhaven hetzij om te zetten in het onder e
aangegeven middel van kerkelijke tucht,
e. de ontzetting uit het ambt of de bediening dan wel het
ontnemen van de door de kerk toegekende bevoegdheden.
In het geval toepassing wordt gegeven aan één of meer van de
onder d of e genoemde middelen wordt aan de predikant of degene
die in een bediening is gesteld — naar regels bij generale
regeling gesteld — een wachtgeld toegekend.
Eerdere wijziging kerkorde, ordinantie 10-9-7, besluit generale
synode, d.d. 12 november 2009, ingegaan 1 januari 2010:
Ten aanzien van degene die zich schuldig maakt aan schromelijke
veronachtzaming of misbruik van het ambt dan wel de dienst dan
wel de door de kerk toegekende bevoegdheden, kan gebruik gemaakt
worden van de volgende middelen van kerkelijke tucht:
a. de ambtelijke vermaning,
b. de schorsing voor bepaalde tijd in de vervulling van het ambt
of de dienst dan wel in de uitoefening van door de kerk
toegekende bevoegdheden,
c. schorsing voor onbepaalde tijd in de vervulling van het ambt
of de dienst dan wel in de uitoefening van de door de kerk
toegekende bevoegdheden, waarbij — voorzover van toepassing —
betrokkene tevens wordt losgemaakt van de gemeente waaraan deze
is verbonden. Het betreffende college voor het opzicht beoordeelt
na een door dit college nader te bepalen periode van ten hoogste
drie jaar of toepassing gegeven kan worden aan het bepaalde in
lid 9 dan wel of er redenen zijn om de schorsing hetzij voor
onbepaalde tijd te handhaven hetzij om te zetten in het onder d
aangegeven middel van kerkelijke tucht,
d. de ontzetting uit het ambt of de dienst dan wel het ontnemen
van de door de kerk toegekende bevoegdheden.
In het geval toepassing wordt gegeven aan de in dit lid genoemde
middelen dient het betreffende college zich er van te vergewissen
of niet tevens toepassing dient te worden gegeven aan de middelen
genoemd in lid 6.
In het geval toepassing wordt gegeven aan de onder c en d
genoemde middelen kan aan de predikant of degene die in een
dienst is gesteld — naar regels bij generale regeling gesteld —
een wachtgeld worden toegekend.