Artikel 9.
Bevoegdheden
Ten aanzien van degene die zich schuldig maakt aan onchristelijke
belijdenis of levenswandel of aan een andere wijze van verstoren
van de orde in het leven en werken van de kerk, kan gebruik
gemaakt worden van de middelen van kerkelijke tucht:
a. een terechtwijzing,
b. de vermaning om terug te keren van een belijdenis of wandel
waarin kennelijk niet geluisterd wordt naar wat Christus door
Zijn Geest en Woord tot ons zegt,
c. de ernstige vermaning dat de kennelijke verharding tegen het
Woord het op waardige wijze eten van het brood en drinken van de
beker des Heren voor de betrokkene verhindert, waardoor de
gemeenschap wordt geschaad,
d. de schorsing voor bepaalde of onbepaalde tijd in de
bevoegdheid tot uitoefening van het actief en passief
kiesrecht.
In het geval toepassing van één of meer van deze middelen
betrekking heeft op een ambtsdrager, iemand die in een bediening
staat, dan wel iemand aan wie kerkelijke bevoegdheden zijn
toegekend, dient het betreffende college zich er van te
vergewissen of niet tevens toepassing dient te worden gegeven aan
de middelen genoemd in lid 7.1
1 Wijziging kerkorde, ordinantie 10-9-6, besluit generale synode d.d. 20 april 2012 en 9 november 2012, ingegaan 1 januari 2013.