Artikel 14 KO
(agenda 3.7)
31-08;14-09-02
Commissie: deputaten Losmaking
Wanneer het gaat om situaties waarin kerken(raden) en predikanten in moeilijkheden terechtkomen in het gezamenlijk functioneren als herders van Christus’ gemeente, gaat het om een voluit Geestelijke zaak. Daarom is het goed wanneer kerken(raden) en predikanten zich, wanneer zij met dergelijke problemen worden geconfronteerd, geroepen weten – voordat zij tot standpunten komen en tot daden overgaan – deze zaken met verootmoediging aan de Here voor te leggen en te bidden of Hij hen wil bekwamen in het luisteren, hen wil behoeden voor beeldvorming zonder wederhoor, voor – onbedoelde – stemmingmakerij, onverhoord oordelen en of Hij hun broederlijk geduld wil geven met mensen die in dezen wel willen, maar niet kunnen komen tot stappen die aangenaam zijn voor het aangezicht van de Here. Van de zegen van de Here is alle inspanning, ook op dit vlak, afhankelijk. Wanneer voor het omgaan met deze zaken regels afgesproken worden, gebeurt dat daarom in het besef van ons klein en zondig mens-zijn. En ook in het besef dat vaak zal blijken dat het kerkelijk samen-leven, met z’n mooie, maar zeker ook in dit kader z’n moeilijke kanten, niet in regels te vangen is. Tegelijk wel in de hoop dat onder Gods zegen onderstaande besluiten tot welzijn van kerken en predikanten mogen werken.
Materiaal:
1. rapport en aanvullend rapport van deputaten Losmaking ad art.
14 KO;
2. besluit van de Generale Synode Leusden 1999 inzake losmaking
naar artikel 14 KO (Acta artikel 30);
3. brief van de Gereformeerde kerk te Amersfoort-Centrum, waarin
a. steun uitgedrukt wordt voor het voorstel een nieuw
deputaatschap met bredere bevoegdheden in te stellen, b. wordt
gevraagd een opdracht toe te voegen over de mogelijkheid en
wenselijkheid van predikanten in algemene dienst en c. de
mogelijkheid van segmentering van het predikantswerk, tijdelijke
detachering in een andere gemeente en de mogelijkheden van
parttime werk te onderzoeken; ook acht de kerkenraad het d.
gewenst dat kerkenraden verplicht advies vragen aan deputaten in
geval van conflict met een predikant en vraagt e. aandacht
voor rechtsgelijkheid bij het vaststellen van een financiële
regeling;
4. brief van de Gereformeerde kerk te Assen-Noord, waarin
opgemerkt wordt dat in de kerken onvoldoende
personeelsbeleid is en dat het kerkrecht onvoldoende handvatten
biedt om crises te voorkomen; dat het kerkverband een
verantwoordelijkheid heeft tegenover predikanten die na losmaking
geen beroep ontvangen; voorgesteld wordt te onderzoeken of in
geval van beperkt disfunctioneren het takenpakket van predikanten
gesegmenteerd kan worden en te besluiten de (proeve van een)
uitvoeringsregeling wachtgeld ex artikel 14 KO aan de kerken aan
te bevelen;
5. brief van de Gereformeerde kerk te Beilen, waarin gevraagd
wordt om meer aandacht voor de rol van kerkenraad en gemeente in
gevallen van losmaking;
6. brief van de Gereformeerde kerk te Emmeloord, waarin gevraagd
wordt de opdracht aan deputaten uit te breiden met een onderzoek
naar de vraag in hoeverre een tijdelijk dienstverband voor
predikanten kan meehelpen losmaking, c.q. ontheffing te
voorkomen;
7. brief van br. R. de Boer en zr. I.J.P. de Boer-Buikema te
Emmeloord, met bezwaar tegen het uitgebreid karakter van
regelgeving met te weinig aandacht voor hulp, bemiddeling en
verzoening in het traject van conflict, zoals dat aan een
losmaking voorafgaat; voorgesteld wordt om studie te doen naar de
arbeidsverhoudingen met oog voor de waarde van het ambt van
predikant; daarbij is gevoegd de suggestie om een vacaturebank
voor predikanten op te zetten;
8. brief van br. G. Glas, psychiater, te Bunnik, waarin hij
waarschuwt dat kerkenraden de adviesfunctie van medisch en
psychiatrisch deskundigen niet mogen gebruiken door om afkeuring
te vragen en erop aandringt de vertrouwelijkheid van een
dergelijk advies te waarborgen.
Besluit 1:
de deputaten, benoemd door de Generale Synode Leusden 1999, onder hartelijke dank te dechargeren, onder goedkeuring van hun beleid.
Gronden:
1. deputaten hebben als denktank en vraagbaak voor de kerken hun
opdracht goed uitgevoerd, met name in de analyse van de
problematiek;
2. de regeling van de generale synode van Leusden 1999 blijkt
voldoende voor het traject van losmaking, zodat een
vervolgopdracht aan deputaten Losmaking in het kader van enkel
artikel 14 KO niet nodig is.
Besluit 2:
de taakvelden van deputaten Losmaking ad art. 14 KO en van
deputaten Werkbegeleiding en nascholing van predikanten te
bundelen en een nieuw deputaatschap van beperkte omvang
Dienst en recht van predikanten te benoemen, waarin
verschillende deskundigheden vertegenwoordigd zijn of waardoor
verschillende deskundigheden ingeschakeld kunnen worden zoals
personeelsbeleid, persoonlijke ontwikkeling, begeleiding van
groepsprocessen, burgerlijk en kerkelijk recht, met de volgende
opdrachten, eventueel over een aantal secties te verdelen:
a. het signaleren van en anticiperen op ontwikkelingen in de
kerken terzake van Dienst en recht van predikanten in relatie tot
de verhouding met kerkenraad en gemeente; daarbij aandacht
te besteden aan de zaken van rechtspositie en financiële
verzorging die de kerken en haar predikanten gezamenlijk
aangaan;
b. kerkenraden en predikanten van advies te dienen op het vlak
van kerkelijk personeelsbeleid met aandacht voor 1. de
wijze waarop de kerken geïnformeerd worden over de
beroepbaarstelling en maatregelen die deze informatievoorziening
verbeteren; 2. initiatieven in alternatieve wegen voor het
beroepingswerk en 3. zaken als taakverdeling,
functioneringsgesprekken, voorkomen van burn-out en/of
conflicten;
c. kerkenraden en predikanten van advies te dienen op het vlak
van rechtspositie, waarbij zaken als traktement,
beroepingsbrief, segmentering en werkvormen (parttime),
getermineerd dienstverband, wachtgeldregeling, juridische en
fiscale kennis, schuldsanering, bezit van een eigen woning aan de
orde kunnen zijn;
d. kerkenraden en predikanten te adviseren inzake het omgaan met
concrete spanningen en conflicten, met aandacht voor de
mogelijkheden van mediation, een traject van tijdelijke
detachering in een andere gemeente, om losmaking te voorkomen, en
advies bij het omgaan met beroepbaarstelling na losmaking;
e. het onderzoeken en aanbieden van hulp bij de vraag naar
overgang tot een andere staat des levens naar artikel 15
KO, waarbij zaken als een traject van outplacement, omscholing en
sollicitatie op de arbeidsmarkt aan de orde komen;
f. de opdrachten a-g, zoals opgenomen in het besluit inzake
deputaten Werkbegeleiding en nascholing van predikanten;
h. de werkzaamheden te verrichten binnen het vastgestelde budget
(bedoeld om ontwikkeling en projecten mogelijk te maken), dat
separaat zal worden toegezonden, en daarbij de deputaten te
machtigen om specifiek ten behoeve van een kerk gemaakte kosten
aan die kerk door te berekenen;
i. van hun arbeid schriftelijk rapport uit te brengen aan de
eerstvolgende generale synode en hun rapport uiterlijk zes
maanden voor het begin van de volgende synode aan de kerken toe
te zenden.
Gronden:
1. conform de opdracht van de Generale Synode Leusden 1999 is de
regeling getoetst, maar blijkt het nodig het totaal van de dienst
van predikanten, kerkenraden en conflictsituaties breder aan te
pakken;
2. het vroegere deputaatschap Werkbegeleiding en nascholing van
predikanten kan als aparte sectie functioneren, zodat
voortdurende afstemming mogelijk is;
3. de mate waarin moeiten ontstaan tussen predikant, kerkenraad
en gemeente, vraagt om een professionele behartiging van de zaak
en om een orgaan dat permanent beschikbaar is voor de kerken en
waarin voldoende deskundigheid is samengebracht en kan worden
ingeschakeld en zo nodig ontwikkeld;
4. naast de kerkordelijke principes van de beroeping, taak en
positie van predikanten dient de arbeidsrechtelijke kant
voldoende aandacht te krijgen, zodat ook in maatschappelijk
opzicht verantwoord met kerkelijk personeel omgegaan wordt.
Besluit 3:
a. een landelijke commissie van beroep in te stellen
waaraan de desbetreffende predikant en/of de betrokken kerkenraad
een eventueel geschil op het gebied van ambtsvervulling en
arbeidsrecht kunnen voorleggen;
b. deputaten Dienst en recht op te dragen in overleg met
deputaten Kerkrecht en kerkorde aan de volgende synode advies uit
te brengen over de mogelijkheid van een bindende uitspraak van de
commissie van beroep en over een tweede beroepsinstantie.
Grond:
een landelijke commissie van beroep kan bij conflicten tussen kerkenraad en predikant op het gebied van ambtsvervulling of arbeidsrecht een onafhankelijke, deskundige en adequate afhandeling waarborgen.
Besluit 4:
met het oog op de relatie tussen kerkenraden en predikanten uit
te spreken:
a. De kerkenraden en predikanten zullen zorgen dat ze op de
hoogte zijn van de informatie en de adviezen die door
deputaten Dienst en recht worden verstrekt.
b. De kerken en predikanten verplichten zich tot vroegtijdige
inschakeling van externe bijstand bij spanning en conflict
tussen kerkenraad en predikant.
c. De kerken zullen zorgen dat in de classicale visitatie op
eigentijdse wijze aan de goede relatie tussen kerkenraad en
predikant aandacht wordt besteed.
d. De kerken zullen zich houden aan de in de samenleving gangbare
regels voor wat betreft het respecteren en beschermen van de
privacy van de predikant.
e. De kerkenraad kan in overleg met en met instemming van de
predikant, na het inwinnen van deskundig advies, besluiten
tot gehele of gedeeltelijke op-non-actief-stelling van de
predikant. Expliciet zal worden benoemd voor welke activiteiten
de beperkende maat- regel geldt, en voor hoe lang. Het moet
daarbij duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om een maatregel
van censuur, maar om een orde-maatregel die bedoeld is om rust te
scheppen.
f. De kerkenraad zal in situaties van verschil van mening of
conflict tussen kerkenraad en predikant die van andere aard zijn
dan bedoeld in art 79 en 80 KO, eenzijdig beperkende maatregelen
ten aanzien van het functioneren van de predikant mogen treffen,
wanneer deskundig advies is ingewonnen en met instemming van de
door de classis aangewezen naburige kerkenraad. Indien de
predikant tegen deze maatregel in appèl wil gaan bij de meerdere
vergadering, kan van de commissie van beroep een spoedvoorziening
worden gevraagd.
g. De predikant heeft het recht in situaties van conflict met
zijn kerkenraad zich te laten bijstaan door een raadsman/-vrouw.
Gronden:
1. de Generale Synode Leusden 1999 gaf een goede regeling voor
losmaking, maar het is de allereerste zorg van kerken en
predikanten om losmaking zoveel mogelijk te voorkomen;
2. de kerken en haar ambtsdragers zijn het tegenover de Here
verplicht zorgvuldig om te gaan met de gaven en dienaars die Hij
door zijn Geest aan de gemeente heeft toevertrouwd;
3. de jaarlijkse kerkvisitatie en de mogelijkheid van bijzondere
visitatie zijn instrumenten die preventief kunnen werken en de
weg naar hulp banen;
4. het is zaak in een zo vroeg mogelijk stadium van conflict
onafhankelijke hulp in te schakelen, omdat interventie door
externe deskundigen dan de beste kans van slagen heeft;
5. maatregelen als bedoeld in de hiervoor geformuleerde regels
als een op-non-actief-stelling hebben doorgaans negatieve
gevolgen voor de goede naam en de positie van de predikant. Zij
dienen daarom zorgvuldig voorbereid en zo nodig extern getoetst
te worden.
Besluit 5:
aan deputaten Dienst en recht op te dragen de principe-uitspraken van besluit 4 sub b-f uit te werken in handreikingen voor de kerken.
Besluit 6:
a. in aanvulling op de besluiten van de Generale Synode Leusden
1999 criteria voor een financiële regeling vast te stellen,
waarbij met betrekking tot het uitkeringsniveau en de duur van de
uitkering rekening wordt gehouden met de leeftijd en dienstjaren
van de predikant en ten behoeve van een aanvullende
schadeloosstelling met de periode die hij aan de desbetreffende
gemeente verbonden is. Voor lengte en duur wordt gehandeld
conform de regels van de werkloosheidswetgeving, die een
basisuitkering toekent van 70 %. Daarenboven wordt aanvullend
naar maatschappelijk gebruik een schadeloosstelling toegekend,
berekend op basis van de zgn. kantonrechtersformule. In geval van
een predikant ouder dan 57,5 jaar dient een overbruggingsregeling
tot de emeritaatgerechtigde leeftijd te worden getroffen. In de
financiële regeling dienen tevens bepalingen te worden opge-
nomen over de condities terzake van het bewonen en verlaten van
de ambtswoning, alsmede een bijdrage in de vergoeding van
loopbaanbegeleiding/outplacement/opleiding. De regeling kan
concreet worden uitgewerkt op een wijze als weergegeven in
aangehecht model (zie Bijlage III 4);
b. het deputaatschap Dienst en recht opdracht te geven in overleg
te treden met de Vereniging Samenwerking Emeritering ter billijke
spreiding van de met bovenstaande regeling meekomende kosten over
de kerken.
Gronden:
1. bij situaties van losmaking ontbreekt een regeling die
financieel-rechtspositionele consequenties van ontslag tussen
kerkenraad en predikant afdoende regelt. Met dit besluit worden
algemene criteria gegeven op basis waarvan de regeling kan worden
uitgewerkt in de modelovereenkomst;
2. de praktijk heeft laten zien dat financiële regelingen die
getroffen worden, onderling te sterk verschillen en zodoende
rechtsongelijkheid veroorzaken;
3. de regelingen die getroffen worden, kunnen de toets der
kritiek ten opzichte van maatschappelijk vergelijkbare regelingen
niet altijd doorstaan;.
4. het deputaatschap stelt nu geen landelijke wachtgeldregeling
met fondsvorming voor. Dit vergt een voor louter artikel
14-situaties te uitgebreide reglementering en
uitvoeringsorganisatie;
5. de Vereniging Samenwerking Emeritering heeft te maken met
situaties waarin veel aspecten in beeld komen die vergelijkbaar
zijn met bovenbedoelde, en heeft hiermee ruime ervaring opgedaan.
Besluit 7:
de vertrouwelijkheid van bijlage 1 (vertrouwelijk rapport deputaatschap ad art 14 KO) op te hef- fen en de inhoud ervan aan de kerken ter kennisneming te doen komen (zie Bijlage III 4).
Gronden:
1. in genoemde bijlage is geen informatie te vinden die bij
publicatie voor iemand persoonlijk schadelijk zou kunnen
zijn;
2. in genoemde bijlage komen aandachtspunten aan de orde die voor
de kerken van belang kunnen zijn.
In de bespreking is afgesproken dat in de Acta zal worden vastgelegd dat in dit kader ook gesproken is over de wenselijkheid om predikanten niet in rechtspositionele zin aan gemeenten te verbinden, maar hiervoor een landelijke instelling in het leven te roepen.
Aanwezig zijn deputaten P. Dijkstra, ds. R.M. Meijer en J.
Westert.
In hun presentatie leggen de deputaten er de nadruk op, dat het
om een heel droevige zaak gaat. Terwijl zij waren benoemd door de
synode van Leusden om mee te helpen moeiten te voorkomen, blijkt
keer op keer dat zij vaak achteraf advies kunnen uitbrengen.
Hun voorstel beoogt het werk van deputaten nascholing en
werkbegeleiding en dat van deputaten losmaking te integreren in
een nieuw deputaatschap met zes secties. Zo willen zij, dat er
rond de predi- kant een verantwoord personeelsbeleid op gang
komt.
Sommige afgevaardigden hebben moeite met dit woord
personeelsbeleid. Kun je zo spreken over ambtsdragers? Of voer je
dan ongemerkt een andere visie op het ambt in? Dat is niet de
bedoeling, antwoorden deputaten, maar het is uiteraard wel een
andere benaderingswijze, als je spreekt van personeelsbeleid.
Een andere vraag gaat over de Vereniging Samenwerking
Emeritering, het laatste ‘parallelle kerkverband’. Hoe is de
verhouding van hun werk met dat van deputaten Dienst en
recht?
Een pleit wordt gevoerd voor een organisatie waarbij de predikant
zijn traktement ontvangt via een landelijke organisatie, wel de
BV Dominee genoemd. In het verleden immers kregen predikanten hun
traktement ook uit de publieke middelen. Sommigen willen hierin
heel ver gaan en denken ook aan zaken als carrièreplanning en
mogelijkheid voor sollicitatie.
Slechts incidenteel blijkt er contact geweest te zijn met andere
kerkgenootschappen, terwijl daar toch dezelfde problematiek ligt.
Is het niet voor de hand liggend dat deputaten van onze synode
standaard contact zoeken met de overeenkomstige van de
Christelijke Gereformeerde Kerken?
En moet het recht om een jurist of vakbond in te schakelen niet
worden vastgelegd? Het zou vanzelfsprekend moeten zijn, maar in
de praktijk geeft dat wel problemen.
Ook de mogelijkheid dat predikanten alleen door een beslissing
van de kerkenraad op non-actief gesteld kunnen worden, levert
vragen op. Moet dat nu net niet een besluit van beide zijn?
De voorgestelde besluiten komen apart in bespreking.
Bij besluit 1 verstrekken de deputaten in comité inlichtingen over een kwestie waarin zij advies hebben uitgebracht, eenzijdig aan de predikant. Nagegaan moet worden, hoe het in zo’n situatie met de aansprakelijkheid voor het advies zit. Besluit 1 wordt met algemene stemmen genomen.
Bij besluit 2 komt de BV Dominee weer naar voren in een
amendement van ds. P. Houtman. Dit zet echter volgens andere
afgevaardigden wel heel het kerkelijk leven op de kop en gaat
heel ver. Toch nemen deputaten het mee en ze willen aandacht
geven aan zaken rond de rechtspositie die alle predikanten
aangaan. Een zin hierover nemen zij in hun voorstel op. Diverse
sprekers vinden zijn voorstel zelf te ver gaan:
professionalisering van het ambt moet niet deze vorm krijgen.
Hangen blijft de vraag over kerkelijk personeelsbeleid of denken
vanuit het ambt, al willen deputaten nu wel spreken van
ambtsvervulling in plaats van functievervulling. Ds. P.L.
Voorberg dient hierop een amendement in om te spreken over beleid
inzake de ambtelijke dienst van predikanten. Dit wordt echter
niet overgenomen.
Ds. H. Pathuis wil de deputaten graag ook de
informatievoorziening over beroepbare predikanten in spe als taak
geven en dient hiervoor een amendement in. Deputaten nemen dit
over.
Aparte aandacht is er voor de beroepsinstantie bij geschillen die
niet over leer of leven gaan, maar over rechtspositie en
ambtsvervulling. Deputaten gaan studie doen naar de wenselijkheid
van een tweede beroepsinstantie.
Hoewel iedereen blij is met de hulp die visitatoren kunnen geven,
kan er ook snel voor hen een belemmering zijn, vinden
sommigen.
Een amendement van ds. P.L. Voorberg komt in stemming, waarin hij
de synode vanuit het ambtsbesef wil laten spreken. Het wordt
verworpen met 13 stemmen voor en 1 onthouding.
Het amendement van ds. P. Houtman wordt verworpen met 6 voor en 1
onthouding. Het besluit 2 wordt genomen met 1 onthouding.
De toevoeging over een landelijke beroepsinstantie met onderzoek
naar een tweede wordt met algemene stemmen aangenomen (hierboven
besluit 3).
Apart gesproken wordt over een amendement van ds. F.J. Bijzet,
waarin hij wil regelen, wat er gebeu- ren moet als niet
losmaking, maar ontheffing uit het ambt de geëigende weg is. Dit
spoort echter niet helemaal met het al afgesproken onderzoek naar
de tweede beroepsinstantie. Het amendement wordt verworpen met 13
stemmen voor en 4 onthoudingen.
Bij besluit 4 (oorspronkelijk voorstel besluit 3) wordt een amendement besproken van ds. H. Pathuis en ds. F.J. Bijzet dat de kerken en predikanten in een vroeg stadium verplicht advies wil laten inwinnen bij de deputaten. Dit ook omdat zij het onwenselijk vinden dat visitatoren eerst adviseren in deze zaken en vervolgens als rechter moeten optreden. Ook nemen ze de suggestie over dat uitgesproken wordt dat een predikant zich kan laten bijstaan door een jurist of andere deskundige. Na een pauze komt er een nieuw voorstel 3 van de deputaten waarin een en ander verwerkt is. Dit voorstel wordt aanvaard met 24 stemmen voor en 3 onthoudingen.
Besluit 6 gaat over een financiële regeling, waarvoor deputaten
een model hebben ontwikkeld (het is niet de bedoeling dat vast te
stellen). Het gaat om de regeling tussen de predikant en zijn
kerkenraad, niet om eventuele vergoeding van de kosten uit de kas
van de Vereniging Samenwerking Emeritering. Dat is een andere
vraag.
Besluit 6 wordt genomen. Een synodelid onthoudt zich van
stemming.
Besluit 7 wordt met algemene stemmen genomen.