Kerkelijk onderzoek van wie aan een andere theologische
universiteit afstudeerden
(agenda 3.4)
19-04-02
Commissie: deputaatschap Kerkrecht en kerkorde
Materiaal:
1. Acta GS Leusden art. 43, besluit 1d6 met bijbehorende grond.
Hierin wordt van te benoemen deputaten Kerkrecht en kerkorde
gevraagd zich te bezinnen op de vraag “wat zijn de consequenties
van het besluit inzake kerkelijke examens art. 5 KO?”;
2. rapport van deputaten voor kerkrecht en kerkorde, hoofdstuk
7.6. Hierin behandelen zij de vraag wat de consequenties zijn
voor wie niet aan de eigen theologische universiteit
afstudeerden.
Besluit 1:
de bepalingen voor de toelating tot de dienst van het Woord van wie niet aan de eigen theologische universiteit afstudeerden, zoals vastgesteld door de Generale Synode Rotterdam-Delfshaven 1964–1965, Acta art. 105c ad c (en zoals zakelijk gehandhaafd door de Generale Synode Berkel en Rodenrijs 1996, Acta art 31, besluit 3 lid 2, en door de Generale Synode Leusden 1999, Acta art 28, aanhef besluit 3) vervallen te verklaren.
Grond:
genoemde bepalingen vragen om een examen inzake de kennis, het
inzicht en de vaardigheid, afgenomen door de hoogleraren van de
Theologische Universiteit in een classisvergadering.
Deze examinatie zal alleen plaatsvinden als de examinandus een
binnen- of buitenlands getuigschrift kan overleggen, waaruit
blijkt dat hij een zodanige ontwikkeling heeft verworven, als
geëist mag worden voor het afleggen van het kandidaats- of
doctoraalexamen in de theologie.
De gewijzigde structuur van de opleiding en examinatie aan de
eigen Theologische Universiteit vraagt om een gewijzigde vorm
voor het begeleiden van wie toelating tot het ambt van predikant
wenst, maar (nog) niet in het bezit is van een doctoraal diploma
met aantekening praktische vorming van de eigen Theologische
Universiteit.
Besluit 2:
dat als wettige beroepbaarstelling voor de Nederlandse kerken slechts geldt een beroepbaarstelling door een Nederlandse classis.
Grond:
Nederlandse classes zijn het best in staat om te beoordelen of verwacht mag worden dat een kandidaat met vrucht als predikant zal kunnen werken in de Nederlandse context.
Besluit 3:
de volgende regeling vast te stellen:
Wanneer een broeder die wel een universitaire opleiding in de
theologie in binnen- of buitenland heeft gehad, – hetzij
afkomstig uit een zusterkerk, hetzij uit een andere kerkelijke
gemeenschap –, maar niet in het bezit is van een doctoraal
diploma met aantekening praktische vorming van de eigen
Theologische Universiteit, toelating tot het ambt van predikant
wenst, zullen de volgende regels gelden:
1. De aspirant verzoekt om een attest van de kerk(en) waartoe hij
de laatste twee jaar behoorde, waarin een geargumenteerde
beoordeling wordt gegeven omtrent de vraag of hij voldoet aan de
voorschriften die de Heilige Schrift bevat ten aanzien van de
leer en de levenswandel van hen die staan naar het ambt van
dienaar van het Woord.
2. De aspirant meldt zich ter inschrijving aan bij de
Theologische Universiteit met het attest van de kerkenraad en met
(kopieën van) zijn relevante diploma’s.
3. In (een) oriënterend(e) gesprek(ken) van de aspirant met de
docenten wordt bepaald of hij een aanvullend studieprogramma
dient te volgen om op een goede wijze als predikant in de kerken
in Nederland te kunnen dienen. Indien dit nodig is, stelt de
senaat dat studieprogramma vast. Indien niet nodig, ontvangt hij
een getuigschrift waarmee hij zich kan presenteren bij de classis
voor een beroepbaarstellend onderzoek.
4. Na voltooiing van dit studieprogramma ontvangt de aspirant het
doctoraal diploma van de Theologische Universiteit met de
aantekening praktische vorming.
5. De classis neemt het beroepbaarstellend onderzoek volgens de
geldende regels af.
In de bespreking komt de vraag naar voren, of in dit besluit
alvast niet gerekend kan worden met de nieuwe
Bachelor-Master-structuur die binnenkort ingevoerd wordt. De
ervaring leert echter, volgens de deputaten, dat je dan achteraf
ziet dat je toch niet de juiste woorden gebruikt hebt. Beter is
het op een volgende synode de tekst aan te passen aan de nieuwe
situatie.
Een amendement om als voetnoot bij besluit 3 op te nemen: of een
gelijkwaardig diploma, wordt verworpen met 4 stemmen voor.
In het besluit komt de bevoegdheid tot beroepbaarstelling te
liggen bij de classis, die alleen kan beoordelen of iemand ook in
de Nederlandse cultuur binnen de kerken kan werken.
Het besluit is met algemene stemmen genomen.