Artikel 27

Artikel 8 KO
(agenda 3.5)

13-04;06-09-02

Commissie: deputaatschap Kerkrecht en kerkorde

Materiaal:

1. Acta GS Leusden art. 43, besluit 1d6 met bijbehorende grond.
Hierin wordt van te benoemen deputaten Kerkrecht en kerkorde gevraagd zich te bezinnen op de vraag “wat zijn de consequenties van het besluit inzake kerkelijke examens art. 5 KO?”;
2. rapport van deputaten voor kerkrecht en kerkorde, hoofdstuk 7.3, 7.4 en 7.5.
Hierin behandelen zij de vraag of het nieuwe stelsel van kerkelijke onderzoeken consequenties heeft voor de toelating tot de dienst van het Woord zonder theologische opleiding (art. 8 KO);
3. brief van de kerk te Assen-Marsdijk d.d. 15 maart 2002, waarin zij de synode ontraadt de door deputaten voorgestelde weg in te slaan. De begrenzing in leeftijd en een te volgen studieroute aan de Theologische Universiteit gaan naar haar inzicht te ver. Laat het singuliere singulier! Kerkelijke vergaderingen zijn best in staat te oordelen of het om een ‘sluiproute’ gaat of dat een broeder echt bijzondere gaven van de Geest heeft ontvangen. Ook zal men zelf in wijsheid kunnen bepalen of aanvullend onderwijs nodig is.

Besluit 1:

de bepalingen voor de toelating tot de dienst van het Woord naar artikel 8 KO, zoals vastgelegd door de Generale Synode Dordrecht 1893, art. 175 (in combinatie met de regels voor het preparatoir examen, vastgesteld door de Generale Synode Rotterdam-Delfshaven 1964-1965, Acta art. 105c) vervallen te verklaren.

Grond:

de andere opzet en inhoud van de kerkelijke onderzoeken voor afgestudeerden aan de Theologische Universiteit waartoe de Generale Synode Leusden besloot (Acta art. 28) – van preparatoir en peremptoir examen naar Beroepbaarstellend Onderzoek (BSO) en Toelatend Onderzoek (TLO) – dienen ook consequenties te krijgen voor wie in de weg van art. 8 KO predikant wil worden.

Besluit 2:

de route naar het predikantschap via artikel 8 KO als volgt vast te stellen:
1. Wanneer iemand naar art. 8 KO toelating wil verkrijgen tot het ambt van predikant, dient hij zich daartoe aan te melden bij de kerkenraad van de kerk waarvan hij lid is.
2. Op zijn verzoek zal de kerkenraad eerst beoordelen of de broeder voldoet aan de voorschriften die de Heilige Schrift bevat ten aanzien van de leer en de levenswandel van hen die staan naar het ambt van dienaar van het Woord. Tevens zal de kerkenraad zich uitspreken over de vraag of bij de broeder de bijzondere gaven aanwezig zijn waarop art. 8 KO doelt.
3. De kerkenraad zal zijn bevindingen schriftelijk meedelen aan de desbetreffende broeder, en daarbij tevens de gronden vermelden en de manier waarop hij tot zijn oordeel is gekomen.
4. Wanneer de verklaring onder punt 3 positief is, kan de bewuste broeder zich presenteren bij de Theologische Universiteit, waarbij hij de verklaring van de kerkenraad overlegt en (kopieën van) relevante diploma’s.
5. Na de nodige oriënterende gesprekken stelt de senaat van de Theologische Universiteit voor hem een beperkt, relevant studieprogramma vast, waarin ook een stage is opgenomen. Tevens zal hij onder begeleiding van de Theologische Universiteit gedurende ten minste een periode van een half jaar voorgaan in erediensten binnen het ressort van de classis waar hij woont.
6. De aspirant kan ten behoeve van zijn studie aan de Theologische Universiteit voorzover nodig op de normale wijze financiële steun vragen bij deputaten ad art. 19 KO.
7. De senaat van de Theologische Universiteit zal na voltooiing van dit studieprogramma aan de aspirant een getuigschrift verlenen waarmee hij zich bij de classis kan presenteren voor een beroepbaarstellend onderzoek.
8. De classis neemt het beroepbaarstellend onderzoek volgens de geldende regels af, met uitzondering van het bepaalde over (een kopie van) het doctoraal diploma van de Theologische Universiteit.

Gronden:

1. dat de Heilige Geest sommigen op bijzondere wijze (singuliere gaven) bekwaamheid tot het ambt schenkt, sluit niet uit dat een beperkte aanvullende studie nodig en nuttig is;
2. de plaatselijke kerkenraad is de eerst aangewezen instantie om een oordeel uit te spreken over iemands verhouding tot de Here, roeping, bijzondere gaven en levenswandel;
3. in de Theologische Universiteit beschikken de kerken over een instantie waar men met de nodige competentie en distantie volgens objectieve maatstaven en in een reeks van toetsingsmomenten kan beoordelen of iemand een startbekwaamheid heeft om te dienen in het ambt van
predikant;
4. de kerken houden een belangrijk en beslissend aandeel in de toetsing via de stage, het voorgaan in de erediensten in de classiskerken, en de zelfstandige toetsing bij het BSO en het TLO;
5. het singuliere blijft hierin uitkomen dat iemand zonder volledige wetenschappelijke theologische opleiding na een deugdelijke toetsing via een beperkte, op de persoon toegespitste studie en stage zich kan presenteren bij de classis voor een beroepbaarstellend onderzoek.

Besluit 3:

de laatste twee alinea’s van art. 8 KO buiten werking te stellen, en deputaten Kerkrecht en kerkorde opdracht te geven een wijziging van art. 8 KO op dit punt voor te bereiden, waarbij alleen de hoofdzaak en niet de procedure in de kerkorde wordt opgenomen.

Aanwezig zijn als deputaten mr. F.T. Oldenhuis, ds. H. Pathuis, ds. J.B. de Rijke en prof. dr. M. te Velde.
Een aanpassing van de procedure rond artikel 8 KO is noodzakelijk, omdat de synode van Leusden de gang van zaken rond de beroepbaarstelling wijzigde. Een opvallend verschil met de huidige regeling is, dat de classis in het beginstadium van de procedure er niet meer rechtstreeks bij betrokken is.
Na de toetsing door de kerkenraad is er een traject waarbij de Theologische Universiteit verantwoordelijkheid draagt. In dat traject wordt de classis wel ingeschakeld door het beoordelen van het voorgaan in de erediensten, en ten slotte natuurlijk in de normale kerkelijke onderzoeken BSO en TLO.
Sommige broeders afgevaardigden dringen erop aan de classis ook in het beginstadium een plaats te geven; een amendement daarvoor, ingediend door ds. P.L. Voorberg en br. J.Th. Hendriks, wordt verworpen met 7 stemmen voor en 2 onthoudingen.
Diverse sprekers spreken hun blijdschap uit over de nieuwe procedure en hopen dat dit besluit mag stimuleren om de weg van artikel 8 KO op te gaan.
Het voorstel wordt aangenomen met 4 onthoudingen. De afgevaardigde ds. Pathuis blijft als deputaat buiten stemming.