Voordat de kerkeraad − na de ontzegging van het avondmaal en de
daarop gevolgde vermaningen − tot de excommunicatie overgaat, zal
hij de gemeente bekendmaken met de hardnekkigheid van de zondaar.
Daarbij zullen genoemd worden zijn zonde en de vele pogingen om
hem tot inkeer te brengen door bestraffing, ontzegging van het
avondmaal en talrijke vermaningen. De gemeente zal aangespoord
worden hem aan te spreken en voor hem te bidden.
Hiervoor zal driemaal een afkondiging gebruikt worden. Om de
zondaar nog te ontzien zal in de eerste zijn naam niet genoemd
worden.
In de tweede zal met de in artikel 76 bedoelde instemming van de
classis zijn naam vermeld worden.
In de derde zal de kerkeraad aan de gemeente meedelen dat hij
buiten de gemeenschap van de kerk gesloten zal worden, als hij
zich niet bekeert; op deze wijze zal de excommunicatie de
stilzwijgende instemming van de gemeente hebben.
Over het tijdsverloop tussen de afkondigingen beslist de
kerkeraad.