Ordinantie 10 Het opzicht

 

III. Het opzicht over belijdenis en wandel

Artikel 9.

Bevoegdheden

Ten aanzien van degene die zich schuldig maakt aan onchristelijke belijdenis of levenswandel of aan een andere wijze van verstoren van de orde in het leven en werken van de kerk, kan gebruik gemaakt worden van de middelen van kerkelijke tucht:
a. een terechtwijzing,
b. de vermaning om terug te keren van een belijdenis of wandel waarin kennelijk niet geluisterd wordt naar wat Christus door Zijn Geest en Woord tot ons zegt,
c. de ernstige vermaning dat de kennelijke verharding tegen het Woord het op waardige wijze eten van het brood en drinken van de beker des Heren voor de betrokkene verhindert, waardoor de gemeenschap wordt geschaad,
d. de schorsing voor bepaalde of onbepaalde tijd in de bevoegdheid tot uitoefening van het actief en passief kiesrecht.
In het geval toepassing van één of meer van deze middelen betrekking heeft op een ambtsdrager, iemand die in een bediening staat, dan wel iemand aan wie kerkelijke bevoegdheden zijn toegekend, dient het betreffende college zich er van te vergewissen of niet tevens toepassing dient te worden gegeven aan de middelen genoemd in lid 7.1


1 Wijziging kerkorde, ordinantie 10-9-6, besluit generale synode d.d. 20 april 2012 en 9 november 2012, ingegaan 1 januari 2013.