I. Algemeene Bepalingen.

Besluiten in bestuurszaken worden, indien de aard der zaak het vereischt, binnen acht dagen na het nemen van het besluit 1) ter kennis van belanghebbenden gebracht, indien zij personen, met name genoemd, betreffen, door toezending van een gewaarmerkt afschrift.
Kerkelijke Besturen, ringen, lidmaten en leden der gemeente, 2) die door een besluit in bestuurszaken van het Bestuur waaronder zij onmiddellijk geplaatst zijn, vermeenen bezwaard te zijn, hebben het recht, zich bij het in opklimmenden rang volgend Bestuur 3) te beklagen.
Van een besluit, in hooger beroep genomen, kunnen zij vernietiging vragen wegens schennis of verkeerde toepassing van de Reglementen.
De regelen, voorgeschreven in art. 15 voor de behandeling van uitspraken en beslissingen, gelden ook voor de behandeling van besluiten in bestuurszaken in hooger beroep, en in vorderingen tot vernietiging en herziening.


1) Binnen acht dagen na het nemen van het besluit. Deze noodzakelijke invoeging, omdat de termijn binnen welken hooger beroep kan worden aangeteekend, moet kunnen worden vastgesteld, te rekenen van de ontvangst van de kennisgeving van het besluit, is in werking getreden 15 Jan. 1916. Hand. 1914 bl. 808; 1915 bl. 244-245; Bijl. B. 1916 bl. 266.
2) Sedert 15 Febr. 1891 hebben ringen, lidmaten en leden recht van hooger beroep, dat voorheen slechts aan kerkelijke Besturen werd toegekend. (Vgl. art. 80 Regl. K. O. en T.).
3) Vóór 15 Jan. 1900 was hieraan toegevoegd: „dat in deze zaak een eindbesluit zal nemen”.
Het in opklimmenden rang volgend Bestuur, bij hetwelk men in hooger beroep kan gaan van een besluit in eersten aanleg genomen door een Provinciaal Kerkbestuur, is niet de Syn. Com., maar de Synode.
Als een besluit van een Classicaal Bestuur de goedkeuring behoeft van een Prov. Kerkbestuur, is de Synode het in opklimmenden rang volgend Bestuur, bij hetwelk men in hooger beroep moet komen; zoo ook is de Synode het Bestuur bij hetwelk een Kerkeraad in hooger beroep komt, bij weigering van goedkeuring door het Prov. Kerkbestuur. Hand. 1899 bl. 103, 104, 108, 111.