Een kerkelijk bestuur, dat vermeent door de besluiten van een in opklimmenden rang volgend bestuur bezwaard te zijn, heeft het regt, zich bij nog hooger te beklagen; doch is inmiddels gehouden, zich naar de ontvangene voorschriften te gedragen, ten ware de zaak in geschil bij einduitspraak niet meer zou kunnen worden gebragt in haar geheel. In dit laatste geval wordt hiervan onverwijld kennis gegeven zoo aan het bestuur, waarover men zich beklaagt, als aan het bestuur, waarbij de eindbeslissing behoort, en als dit laatste de Synode is, dan, in den tusschentijd dat zij niet is vergaderd, aan de Algemeene Synodale Commissie.