De kerkelijke Besturen bepalen hunne werkzaamheden binnen de
grenzen hunner bevoegdheid, zoodat zij niets behandelen, wat
uitsluitend tot den werkkring van een ander college behoort.
1)
Kerkelijke besturen hebben het recht, in zaken, welke tot hunne
bevoegdheid behooren, voorstellen in te dienen en voorlichting te
vragen bij de in opklimmenden rang naastvolgende.
De verlangde voorlichting zal door deze zoo spoedig mogelijk
worden gegeven. Eerstgenoemde zijn gehouden, de aangevraagde
berichten, bescheiden en consideratiën zonder verwijl op te
zenden. 2)
1) Dit is geheel in overeenstemming met de
Kerkorde van Dordt, art. 30, dat een „meerdere” vergadering
alleen zal behandelen, wat de „mindere” niet heeft kunnen afdoen,
zooals ook de oudere Kerkorden bepaalden.
2) In tegenstelling met het vroeger Synodaal besluit
van 1852, dat zulke inlichtingen alleen aan de Synode, of. als
deze niet vergaderd was, aan de Syn. Com. moesten worden
gevraagd. Hand. 1861 bl. 332, Bijl. B. bl. 232-236. Sedert werd
steeds de hand gehouden aan de thans geldende bepaling, gelijk
uit menig antwoord op verzoeken om voorlichting, aan de Synode of
de Syn. Com. gezonden, blijkt (Bijl. B. 1866 bl. 62; Hand. 1866
bl. 24). O.a. in 1921: Hand. bl. 53-54; Bijl. B. bl.
209-210.