|8|

Een asymmetrische dialoog

Helaas is dit beeld te rooskleurig. Er zijn teveel en te grote problemen rondom de recrutering, de opleiding en spirituele vorming, de overdracht van geloof en navolging in een geseculariseerd cultuur. En van onderlinge erkenning is helaas maar heel ten dele sprake. Het is juist de niet-erkenning van elkaars kerkelijke ambten, die het struikelblok bij uitstek vormt van de oecumenische beweging. Ze verhindert de volle gemeenschap van woord en sacrament, ze verhindert gezamenlijke kerkopbouw en gezamenlijk getuigenis; ze staat verdere integratie van de theologische opleidingen in de weg, ze leidt tot pijnlijke situaties bij de overgang van pastores van de ene kerk naar de andere.

Er is daarbij sprake van een zekere asymmetrie in de oecumenische dialoog: sommige kerken leggen sterkere claims op tafel dan andere. Ofschoon alle kerken belang hechten aan de historische continuïteit met de kerkorde van de vroege kerk, is er aanzienlijk verschil van mening over de fase van de vroege kerkontwikkeling, die men tot maatstaf zou moeten nemen. Dat varieert van een nog tamelijk open pluralisme van lokale kerkorden, zoals het Nieuwe Testament daarvan getuigt tot aan de uitgebouwde kerkorde van de Traditio Apostolica van Hippolytus rond het jaar 200. Bovendien lijkt men aan de feitelijke historische ontwikkeling hoe dan ook een verschillende waarde toe te kennen. Sommige kerken, zoals de Rooms-Katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerken beschouwen deze als de noodzakelijke ontvouwing van wat in het Nieuwe Testament al krachtens de intenties van Jezus gegeven was.4 Andere menen dat de kerk in andere omstandigheden nieuwe wegen mag inslaan en dat ook het historische verloop dus veel meer toevallig is geweest.5


4 Zo in de stellingen van de Internationale Theologencommissie over de apostolische successie: ‘Der apostolische Charakter der Kirche und die apostolische Sukzession’, in: IKZ Communio 4 (1975) 112-124. Voor het Orthodoxe standpunt, zie: D. Papandreou, ‘“Successio apostolica” — Erwägungen zur Überwindung der Trennung’, Una Sancta 42 (1987) 29-40. Voor de opvattingen van katholieke en reformatorische exegeten, zie H. Schütte, Amt, Ordination und Sukzession, Düsseldorf 1974.
5 Cf. A.H.C. van Eijk, ‘Kerkstructuur als historisch gegeven: Overwegingen bij enkele oecumenische teksten en de antwoorden erop vanuit de r.-k. kerk’, Tijdschrift voor Theologie 33 (1993) 219-240; id., ‘Ordained Ministry: Divine Institution and Historical Development. Reflections on a Roman Catholic Response to the Lima Report’, One in Christ 27 (1991) 352-367.