|212|
Art. 1
De komst van Gods Koninkrijk in de wereld wordt gediend door de
kerk, die door Jezus Christus — als Heer van de wereld en als
Hoofd van de kerk — wordt geroepen rondom Woord en Sacrament.
Art. 2
De Nederlandse Evangelische Kerk verstaat zichzelf als deel van
deze katholieke, wereldwijde, apostolische en heilige
christelijke kerk, geroepen en gegroeid in de Nederlandse
samenleving.
Art. 3
De Nederlandse Evangelische Kerk bestaat uit plaatselijke
gemeenten of kerkgemeenten (gezamenlijke plaatselijke gemeenten
in een stad of regio), die voluit en volwaardig gemeente van
Jezus Christus ter plaatse zijn en zelf kunnen beschikken over
inrichting en vormgeving van de gemeente.
Art. 4
De plaatselijke gemeente komt bijeen rondom Woord en Sacrament om
de lof des Heren uit te roepen; zijn Naam te belijden en te
getuigen van het heil voor de wereld; om elkaar bij te staan in
pastoraat en diakonaat; om de wereld missionair te dienen in het
perspectief van Gods Koninkrijk, om mensen te helpen waar en hoe
die ook op hun weg worden geplaatst, door de dienst der
barmhartigheid en der gerechtigheid en om de vrede te dienen in
de samenleving.
Art. 5
De plaatselijke gemeente heeft als taak
— de viering van de gemeenschap met de Heer en met elkaar;
— het lezen en uitleggen van de Schrift;
— de lofprijzing;
— de onderlinge dienst en troost;
— de dienst aan de regionale en mondiale samenleving;
— het getuigenis van de komst van Gods Koninkrijk in de
wereld;
— de dienst van vrede, gerechtigheid en barmhartigheid;
— het onderling onderricht in leer-groepen en gemeenteberaad.
Art. 6
Tot de gemeente behoort ieder, die gedoopt is in de Naam van de
Vader en
|213|
de Zon en de Heilige Geest en iedereen die op de één of andere
wijze participeert in het gemeenteleven of te kennen heeft
gegeven bij de gemeente te willen behoren. Er zijn
— doopleden;
— kernleden en
— vrienden van de gemeente.
Wie lid is van de plaatselijke gemeente is daarmee lid van de
algemene apostolische of katholieke kerk of ‘wereldkerk’.
Art. 7
Plaatselijke gemeenten, die geroepen zijn rondom Woord en
Sacrament, vormen in een regio samen een classis. De classis is
de plaats waar de plaatselijke gemeenten bijeen komen en waar de
eenheid en katholiciteit van de kerk gestalte krijgt, die de
verscheidenheid van de plaatselijke gemeenten omvat. Plaatselijke
gemeenten vormen samen ook een landelijke synode, waarin in de
eerste plaats de contacten met de wereldkerk worden gerealiseerd
en in de tweede plaats de gemeenschappelijke taken worden
vervuld, die gemeenten op zich niet kunnen vervullen.
Art. 8
Opdat geen ambt over het andere en geen gemeente over een andere
zal heersen, wordt de gemeente bestuurd door het ‘gemeenteberaad’
waarin de gemeenteleden participeren en de kerk in haar
totaliteit door de synode waarin de plaatselijke gemeenten zijn
vertegenwoordigd. Besluiten kunnen alleen worden genomen door
doopleden in het gemeenteberaad en in de synode door
afgevaardigden van gemeenten met mandaat en volmacht. Voor de
goede orde wordt het gemeenteberaad voorbereid door een kerkeraad
en de synodevergadering door een presidium.
Art. 9
De plaatselijke gemeente geeft vorm aan de verbondenheid met de
christenheid over de hele wereld en in het bijzonder met hen die
worden onderdrukt of in armoede en slavernij leven. Bovendien
bevordert de plaatselijke gemeente — en vooral de kerkgemeente en
classis — de eenheid der gelovigen ter plaatse. De eenheid van de
totale christenheid omvat ook nadrukkelijk de stemmen uit het
verleden, vooral van de vaderen die ons in belijden en beleven
zijn voorgegaan in de reformatorische traditie. In het
gemeenteberaad en in de diensten van de gemeente worden niet
alleen de Woorden van de Schrift, maar ook de overwegingen en
belijdenissen van de reformatorische vaderen en de stemmen van de
wereldkerk van alle plaatsen en tijden ingebracht. Zo doet de
plaatselijke kerk — in dankbare gehoorzaamheid aan de Schrift als
bron van haar bestaan en als regel voor het geloof, in
gemeenschap met het belijden der vaderen, gehoord de
|214|
stemmen van de wereldkerk, samen met de zustergemeenten in regionaal, landelijk en mondiaal verband, in het besef van haar verantwoordelijkheid voor de wereld van vandaag en zich strekkende naar de toekomst van Christus — belijdenis van de goede God, die zich als Vader, Zoon en Heilige Geest heeft geopenbaard tot heil van de wereld.
Art. 10
Getuigenis en dienst zijn niet van elkaar los te maken. Daarom
beweegt de gemeente zich tussen de Schrift en de samenleving in
een voortdurend heen en weer van woord en daad, bezinning en
gebed, actie en inkeer.
Art. 11
Binnen de wijde horizont van de mondiale samenleving heeft de
gemeente bijzondere aandacht voor de enkeling als door God
geroepen en door God begenadigd persoon. Naast de aandacht voor
de noden van de wereld met hun politieke en maatschappelijke
complicaties en consequenties, richt de gemeente zich ook tot de
enkele aangevochten, onderdrukte, lijdende, twijfelende of
bezorgde mens. Pastoraat en diakonaat hebben een mondiale èn een
persoongerichte taak, waarbij de nood van de verre naaste niet
uitgespeeld mag worden tegen de nood van de nabije naaste of
andersom.
Art. 12
Als lerende gemeenschap is de gemeente voortdurend in een beraad
gewikkeld over de zin en de betekenis van de boodschap van Jezus
Christus voor de mens en de wereld van vandaag. Daarom zijn er
bijbel-, leer- en gesprekskringen; het gemeenteberaad, waarin de
strategie van de gemeente wordt bepaald en waarin de gang van
zaken rond belijden, vieren, getuigen en dienen voortdurend wordt
besproken; en participatie in het oecumenische en mondiale
communicatie-netwerk om samen stappen te kunnen doen en woorden
te kunnen spreken die dienstbaar zijn aan de waarheid, de eenheid
en de gerechtigheid.
Art. 13
De plaatselijke gemeente — als kerk van Christus ter plaatse —
regelt zoveel mogelijk zelf haar zaken. Dat betreft vooral: de
eredienst, de zorg voor zieken, zwakken, onderdrukten en armen in
de samenleving; het onderricht en de toerusting; de vormgeving
van plaatselijke diensten en ambten; de vormen en wijzen van
participatie van gemeenteleden in het gemeentewerk; de eventuele
aanstelling van professionele of vrijwillige deskundigen voor
prediking, catechese, kerkelijk opbouwwerk en/of muzikale
vorming. Voor de andere functies worden de gemeenteleden in elk
geval zelf geacht tot handelen in staat te zijn. Omdat de
gemeente zelf ‘subject’ is
|215|
van haar handelen, hebben ‘deskundigen’ slechts een ondersteunende en adviserende functie. Ze kunnen wel meedoen in het gemeenteberaad, maar kunnen geen zitting hebben in de kerkeraad.
Art. 14
De plaatselijke gemeente stimuleert de verscheidenheid van
vormgeving in geloven en beleven binnen de gemeente rondom de
eenheid van de gemeenschap met Christus. Hij is het fundament en
de basis van het geloof dat op verschillende wijze beleefd,
gepraktizeerd en uitgelegd kan worden. Om de eenheid te
bevorderen worden in het gemeenteberaad, in de kerkgemeente, in
de classis en de landelijke synode de verschillende stemmen met
elkaar in gesprek gebracht. Men probeert zoveel mogelijk in deze
conciliaire groepen tot overeenstemming te komen rondom het
gemeenschappelijk geloof, dat Jezus Christus de Heer is, die tot
ons is gekomen als Redder van de wereld.
Art. 15
Plaatselijke gemeenten dragen enkele gemeenteleden op de
financiën van de gemeente te beheren. Ze kunnen kerkvoogden
worden genoemd. Binnen de kerkgemeenten of classes kunnen de
financiën gezamenlijk worden beheerd, opdat niet de rijke
gemeenten zich meer kunnen permitteren dan arme gemeenten. Op
deze wijze kunnen gezamenlijke plaatselijke gemeenten ook over de
diensten van predikanten of andere deskundigen beschikken. Bij de
verdeling van kerkegeld is solidariteit het uitgangspunt.
Art. 16
Vanuit de betrokkenheid van de gemeenten op de wereld en op de
andere kerken is er een landelijk en gezamenlijk Overleg voor de
Buitenlandse Betrekkingen, waarin de (oude) raad voor de zending,
het werelddiakonaat en de oecumenische contacten worden
ondergebracht.
Art. 17
Voor de behartiging van gezamenlijke financiële taken is er ook
een landelijk Financieel Overleg. Daaronder ressorteren de
generale financiën van de plaatselijke kerken, de behartiging van
de salarissen van medewerkers (o.a. predikanten) en de zorg voor
de pensioenvoorzieningen van de medewerkers. Alle bezoldigde
plaatselijke medewerkers hebben hun rechtspositie in een algemene
regeling met landelijke afspraken.
|216|
Art. 18
De opleiding van predikanten en andere functionarissen vindt
plaats in een gemeen overleg van de plaatselijke gemeenten door
middel van een Overleg voor de Opleidingen.
Art. 19
Voor de toerusting van ambtsdragers en andere functionarissen
kunnen kerkgemeenten en classes provinciale of regionale Bureau’s
oprichten, die onder leiding en toezicht van de classes steun
verlenen bij catechese, pastorale, diakonale, apostolaire en
andere toerusting. Ook studiegroepen rondom de verhouding
kerk-wereld (kerk en samenleving; kerk en overheid; kerk en
cultuur), kerk en theologie, kerk en school, kerk en Israël,
liturgie, etc. etc., kunnen in regionaal verband plaats vinden en
eventueel landelijk worden gecoördineerd. De regel is: wat
plaatselijk kan gebeuren, gebeurt plaatselijk. Wat niet
plaatselijk kan worden geregeld, gebeurt in de kerkgemeente of
classis. Wat niet classikaal kan worden geregeld wordt regionaal
(interclassikaal) geregeld en wat niet per se regionaal kan
worden geregeld vindt plaats op landelijk niveau (afdeling
buitenlandse betrekkingen; afd. algemene financiën; afd.
opleidingen; afd. coördinatie; afd. pers en publiciteit en
contacten met de media). Ook het zogenaamde ‘categoriale’
pastoraat vindt plaats zo dicht mogelijk bij de plaatselijke
gemeente en eventueel regionaal (jeugdzorg, bejaardenzorg,
ziekenzorg, studentenpastoraat, zorg voor buitenlanders,
gehandicapten etc. etc.).
Art. 20
Naast deze 20 artikelen zijn er plaatselijke reglementen,
classikale kerkorden en eventueel regionale contracten, die het
leven van de kerk reguleren. Op deze wijze kunnen gemeenten van
verschillende tradities (remonstranten, lutheranen,
doopsgezinden, hervormden, gereformeerden, baptisten en misschien
ook kerken van de gereformeerde gezindte) met behoud van hun
eigen inbreng participeren in de ene Evangelische Kerk van
Nederland. Het is mogelijk, dat de zogenaamde ‘kleine kerken’ een
eigen classis of een keten van classes vormen binnen de ene
Evangelische Kerk, op de wijze waarop de waalse gemeenten onder
het vigerende kerkrecht een plaats hebben binnen de Hervormde
Kerk. Het verschil is, dat de kerken in de nieuwe Evangelische
Kerk hun eigen kerkorde kunnen meebrengen en handhaven.