|198|
I
Van de kerk
1. De Nederlandse Hervormde Kerk, overeenkomstig haar belijdenis openbaring van de ene heilige katholieke of algemene Christelijke Kerk, bestaat uit al de Hervormde gemeenten, waartoe mede worden gerekend de Waalse, Presbyteriaans-Engelse en Schotse gemeenten in Nederland, alsmede de in haar verband opgenomen Nederlandse Hervormde gemeenten buiten Nederland.
II
Van de gemeenten
1. Krachtens het genadeverbond behoren tot een Hervormde
gemeente, die rondom Woord en sacramenten wordt vergaderd, en
mitsdien tot de Nederlandse Hervormde Kerk, gesteld onder haar
opzicht en gehouden tot dienstbetoon aan elkander en de
Wereld,
zij, die door openbare belijdenis des geloofs belijdende
leden (lidmaten) der Kerk zijn geworden;
zij, wier inlijving in de gemeenschap der Kerk is
bekrachtigd door de Heilige Doop; en
zij, die uit Hervormde ouders zijn geboren.
2. Tot een Hervormde gemeente behoren ook zij, die krachtens hun
belijdenis, doop of geboorte tot een andere Kerk behoorden en
naar de Hervormde Kerk zijn overgekomen.
III
Van de orde der Kerk
1. De orde in het leven en werken der Kerk strekt zich uit
over:
de verkondiging van het Woord Gods,
de bediening van de sacramenten,
de dienst der gebeden,
de dienst der barmhartigheid,
het openlijk belijden van de Naam Gods,
de zending,
het getuigenis tegenover overheid en volk,
de opdracht der Kerk jegens de van het Evangelie
vervreemden,
de catechese,
de herderlijke zorg,
het opzicht,
|199|
de opleiding en vorming van de dienaren des Woords en van
hen, die in een bediening worden gesteld,
de theologische arbeid der Kerk,
het inzamelen en beheren van gelden en goederen voor de
dienst der Kerk en
de roeping ten aanzien van de eenheid der Christelijke
Kerk.
IV
Van de ambten
1. Om deze orde der Kerk van Christuswege te onderhouden en in de
verscheidenheid der diensten te voorzien, zijn er de volgende
drie ambten:
dat der dienaren des Woords,
dat der ouderlingen en
dat der diakenen.
2. De dienaren des Woords worden onderscheiden in
herders en leraars (predikanten),
zendingspredikanten en
predikant-evangelisten.
3. Aan de herders en leraars is toebetrouwd
de verkondiging des Woords,
de bediening der sacramenten,
de dienst der gebeden,
de leiding van de kerkdiensten,
het afnemen van de openbare belijdenis des geloofs,
de bevestiging van de ambtsdragers en van hen, die in een
bediening worden gesteld,
de kerkelijke bevestiging en inzegening van het
huwelijk,
de leiding van de ambtelijke vergaderingen der Kerk, zo zij
daartoe geroepen worden,
voorts — met medewerking van de ouderlingen —
de herderlijke zorg,
de catechese,
de arbeid onder hen, die van het Evangelie zijn
vervreemd,
het medewerken aan de geestelijke vorming van de jeugd,
en met de ouderlingen tezamen
het opzicht over de gemeente.
4. Aan de zendingspredikanten is toebetrouwd
het Evangelie des Koninkrijks uit te dragen in de
niet-gekerstende wereld, opdat ook daar de Kerk worde geplant en
de volkeren komen tot de dienst des Heren.
5. Aan de predikant-evangelisten is in het bijzonder
toebetrouwd
de verkondiging van het Evangelie.
|200|
de geestelijke zorg en
het onderricht
ten behoeve van hen, die van het Evangelie zijn vervreemd, om
door deze arbeid mede werkzaam te zijn in de kerstening van de
wereld.
6. Aan de ouderlingen is toebetrouwd
het vergaderen van de gemeente,
de zorg, dat alles in de gemeente met orde geschiedt,
het dragen van de medeverantwoordelijkheid voor de
bediening des Woords en het rechte gebruik van de
sacramenten,
de ambtelijke tegenwoordigheid bij de kerkdienst,
de verzorging van de stoffelijke belangen der gemeente,
voorzover niet van diakonale aard, door daartoe in het bijzonder
aangewezen ouderlingen, die als zodanig de naam kerkvoogd dragen,
en
de leiding van de ambtelijke vergaderingen der kerk, zo zij
daartoe geroepen worden,
en voorts, met de herders en leraars tezamen,
het opzicht over de gemeente,
alsook, met de herders en leraars, bezig te zijn in
de herderlijke zorg,
de catechese,
de arbeid onder hen, die van het Evangelie zijn vervreemd,
en
de geestelijke vorming van de jeugd.
7. Aan de diakenen is toebetrouwd
de dienst der barmhartigheid jegens gemeente en wereld,
inzonderheid door bijstand en vertroosting aan hen, die
verpleging en verzorging behoeven, die moeilijkheden hebben in
het gezinsleven, die maatschappelijk zijn ontspoord of zich in
stoffelijke nood bevinden;
de taak om, staande temidden van de sociale noden van het
volk, hun kennis dienaangaande dienstbaar te maken aan de
voorlichting van de Kerk, opdat deze ook overheid en samenleving
wijze op haar roeping, de gerechtigheid te betrachten;
de ambtelijke tegenwoordigheid bij de kerkdienst, in het
bijzonder ook voor de leiding van het inzamelen van de
liefdegaven en het dienen aan de tafel des Heren; en
het beheren van de diakonale gelden en goederen;
de leiding van de ambtelijke vergaderingen der Kerk, zo zij
daartoe geroepen worden.
8. De verkiezing en roeping van haar ambtsdragers geschiedt
plaatselijk door de gemeente en overigens door de meerdere
vergaderingen.
9. De ambtsdragers worden bevestigd in een kerkdienst met
gebruikmaking van een daartoe bestemd formulier uit het
dienstboek der Kerk.
|201|
V
Van de ambtelijke vergaderingen
1. Opdat niet de ene gemeente over de andere, het ene ambt over
het andere, noch de ene ambtsdrager over de andere heerschappij
voere, wordt de regering der Kerk uitgeoefend in vergaderingen,
waarin de ambten bijeen zijn.
2. Deze vergaderingen zijn
voor de plaatselijke gemeente de kerkeraad;
voor de in een classis verenigde gemeenten de classicale
vergadering;
voor de in een kerkprovincie verenigde gemeenten en classes
de provinciale kerkvergadering; en
voor de gemeenten, classes en kerkprovincies tezamen en
mitsdien voor de gehele Kerk de generale synode.
3. In de meerdere vergaderingen zullen geen andere zaken worden
behandeld, dan die in de mindere vergaderingen niet kunnen worden
afgedaan, of naar de orde der Kerk tot het werk der meerdere
vergaderingen behoren.
4. De kerkeraad bestaat uit de bij de gemeente dienstdoende
dienaren des Woords, de ouderlingen en de diakenen.
5. In de kerkeraad vormen
de predikant of de predikanten (het ministerie) met alle
ouderlingen (het presbyterie) het consistorie;
de daartoe in het bijzonder aangewezen ouderlingen, die als
zodanig de naam kerkvoogd dragen, het college van kerkvoogden, de
diakenen het college van diakenen.
6. De classicale vergaderingen zijn samengesteld uit
de dienstdoende predikanten en andere door de kerkeraden
aangewezen afgevaardigde ambtsdragers;
de provinciale kerkvergaderingen en
de generale synode uit afgevaardigde ambtsdragers, aangewezen
door de classicale vergaderingen.
7. De meerdere vergaderingen kiezen zich uit de kerkvisitatoren
en uit haar organen van bijstand adviseurs, die aan haar
beraadslagingen deelnemen.
8. De meerdere vergaderingen benoemen uit haar midden een breed
moderamen, belast met de voorbereiding en de tenuitvoerlegging
van haar besluiten en met datgene, wat aan dit moderamen tot taak
wordt gesteld.
VI
Van de organen van bijstand
1. Wanneer de zorg voor de dienst der Kerk op de verschillende terreinen
|202|
des levens dit vereist, worden bij ordinantie organen van
bijstand van de generale synode in het leven geroepen, belast met
het geven van voorlichting en met de uitvoering van hetgeen hun
op dat arbeidsveld tot taak wordt gesteld.
2. Indien een provinciale kerkvergadering of classicale
vergadering hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een
meerdere ambtelijke vergadering wil overgaan tot de instelling
van een orgaan van bijstand, doet zij dit naar regelen, bij
ordinantie gesteld.
VII
Van de bedieningen
1. Met het oog op de dienst der Kerk in de wereld, waarin de
ambten tezamen met de gemeenten hebben werkzaam te zijn, worden
bedieningen ingesteld.
2. Tot de vervulling van deze bedieningen worden lidmaten
geroepen, om naast de ambtsdragers werkzaam te zijn in
het apostolaat,
de geestelijke vorming van de jeugd,
de catechese,
het pastoraat,
het diaconaat,
of waar de orde der Kerk dit verder aangeeft.
3. De bedieningen worden ingesteld en zij, die daarin werkzaam
zijn, worden daartoe geroepen, plaatselijk door de kerkeraad en
anders door een meerdere vergadering, na overleg met het
betrokken orgaan van bijstand van die ambtelijk vergadering en
voorts in overleg met het generale orgaan van bijstand, op dat
terrein werkzaam; zij, die in de zendingsarbeid in een bediening
werkzaam zijn, worden in de naam der generale synode door de raad
voor de zending benoemd.
4. De zorg voor de opleiding en vorming van hen die in een
bediening begeren te worden gesteld, berust bij de generale
synode.
5. Zij, wier opleiding ten behoeve van de vervulling van een
bediening is voltooid, leggen de daartoe bestemde belofte af.
6. Zij, die een bediening aanvaarden, worden bevestigd in een
kerkdienst, met gebruikmaking van een daartoe bestemd formulier
uit het dienstboek der Kerk.
VIII
Van het apostolaat der Kerk
1. Als Christus-belijdende geloofsgemeenschap gesteld in de wereld om Gods beloften en geboden voor alle mensen en machten te betuigen, vervult de Kerk, in de verwachting van het Koninkrijk Gods, haar apostolische opdracht in het bijzonder
|203|
door haar gesprek met Israël,
door het werk der zending,
door de verbreiding van het Evangelie en de voortdurende
arbeid aan de kerstening van het volksleven in de zin der
Reformatie.
2. De Kerk richt zich in het gesprek met Israël tot de synagoge
en tot allen, die bij het uitverkoren volk behoren, om hun uit de
Heilige Schrift te betuigen, dat Jezus de Christus is.
3. De Kerk richt zich in het werk der zending, in gehoorzaamheid
aan het bevel van Christus, onder uitoefening van de dienst der
barmhartigheid in de geestelijke en lichamelijke noden, met het
Evangelie des Koninkrijks tot de volkeren in de niet-gekerstende
wereld;
zij vervult de dienst der barmhartigheid in de geestelijke en
lichamelijke noden van deze volkeren;
zij brengt hen, die zijn gekomen tot geloof en de Heilige Doop
hebben ontvangen, bij de bediening van Woord en sacramenten
tezamen in gemeenten;
zij dient deze gemeenten bij de inrichting en opbouw van een
eigen kerkelijk leven;
zij arbeidt bij dit alles ook aan de kerstening der
samenleving.
4. De Kerk richt zich in de verbreiding van het Evangelie tot
hen, die daarvan zijn vervreemd, om hen terug te brengen tot de
gemeenschap met Christus en Zijn Kerk, blijft in al haar
geledingen strijden voor het reformatorisch karakter van staat en
volk en wendt zich, in de verwachting van het Koninkrijk Gods, in
de arbeid der kerstening tot overheid en volk, om het leven naar
Gods beloften en geboden te richten.
IX
Van de geestelijke vorming van de jeugd
1. Aan de Kerk is opgedragen, mede te werken aan de vorming van
de jeugd, teneinde deze te brengen tot haar plaats in de gemeente
en haar de weg te wijzen in de wereld.
2. Ook is de Kerk medeverantwoordelijk voor de opvoeding van en
het onderwijs aan de jeugd van het gehele volk in gezin en
school, opdat ook daarin de gehoorzaamheid aan Gods geboden
gestalte krijge.
X
Van het belijden der Kerk
1. In dankbare gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift als de bron der prediking en enige regel des geloofs doet de gehele Kerk, ook in haar ambtelijke vergaderingen, in gemeenschap met de belijdenis der vaderen en in het besef van haar verantwoordelijkheid voor het heden, zich strekkende naar de toekomst van Jezus Christus, belijdenis van de zelfopenbaring van de Drieënige God.
|204|
2. De belijdenis der vaderen is vervat, zowel in de Apostolische
geloofsbelijdenis, de geloofsbelijdenis van Nicea en de
geloofsbelijdenis van Athanasius — waardoor de Kerk zich
verbonden weet met de algemene Christelijke Kerk — als in de
Heidelbergse catechismus, die van Genève, en de Nederlandse
geloofsbelijdenis met de Dordtse leerregels, door de Reformatie
geschonken aan de Kerk in de Nederlanden.
3. In haar verantwoordelijkheid voor het heden en levende in de
uit de Schrift geputte belijdenis der vaderen, belijdt de Kerk
telkens opnieuw in haar
prediking,
getuigenissen,
kanselboodschappen,
herderlijke brieven,
kerkliederen,
gebeden,
formulieren,
leerboeken en
belijdenisgeschriften
Jezus Christus als Hoofd der Kerk en als Heer der wereld.
4. De ambten, vergaderingen, organen en bedieningen zijn naar de
aard van hun roeping, evenals de gemeenteleden op hun wijze,
gehouden in al hun spreken en handelen zich te bewegen in deze
weg van het belijden der Kerk.
5. Te dien einde heeft de Kerk, terwille van de rechte vervulling
van de opdracht van haar ambtsdragers, van hen die in een
bediening zijn gesteld en van haar leden, de roeping naar de
regel van het Woord Gods opzicht te oefenen over haar leden, in
het bijzonder over de verkondiging, de catechese en de opleiding
en vorming van de dienaren des Woords.
6. De Kerk weert al wat haar belijden weerspreekt.
7. Bezwaren inzake dat belijden kunnen door lidmaten — onder
beroep op het Woord Gods — worden voorgelegd aan het oordeel der
Kerk, die zich daarover uitspreekt.
XI
Van de kerkdienst
1. In haar kerkdiensten komt de gemeente samen tot de dienst des
Woords, de dienst der sacramenten, de dienst der gebeden en de
dienst der barmhartigheid.
2. Bij de tekstkeuze voor de predikdienst wordt rekening gehouden
met het kerkelijk jaar; in de leerdiensten kan ook gehandeld
worden over de belijdenisgeschriften, in het bijzonder de
Heidelbergse catechismus.
|205|
3. De eredienst wordt geleid door hen, die daartoe in de orde der
Kerk zijn aangewezen, volgens een der, in overleg met de
kerkeraad der gemeente gekozen, orden uit het dienstboek der
Kerk.
4. In de kerkdiensten zullen door de gemeente geen andere
liederen worden gezongen dan die, welke zijn bijeengebracht in
het kerkboek.
XII
Van de feest- en gedenkdagen der Kerk
1. De Kerk viert de dag des Heren.
2. Zij onderhoudt als bijzondere dagen
de Kerstdagen,
de Goede Vrijdag,
de Paasdagen,
de Hemelvaartsdag en
de Pinksterdagen.
3. Voorts komt de gemeente samen tot herdenking van de
Kerkhervorming, op de Oudejaarsavond, op de Nieuwjaarsdag en op
boete-, bede- en dankdagen.
XIII
Van het kerkboek
1. Tot het kerkboek der Nederlandse Hervormde Kerk worden
verenigd
het psalm- en gezangboek,
het dienstboek, bevattende de orden van dienst, de
liturgische formulieren en de gebeden met de ziekentroost,
het belijdenis- en leerboek en
de kerkorde.
2. Wijzigingen in het kerkboek, met uitzondering van de kerkorde,
worden vastgesteld door de generale synode, die deze, na haar in
eerste lezing te hebben vastgesteld en tenminste zes maanden
tevoren ter kennis te hebben gebracht van de gemeenten en haar
leden, aan de classicale vergaderingen ter consideratie voorlegt,
waarna de vaststelling van de tweede lezing en de eindstemming
daarover plaatsvinden op gelijke wijze, als is aangegeven voor
het aanbrengen van veranderingen in de kerkorde.
XIV
Van de opleiding en vorming tot dienaar des Woords
1. De zorg voor de opleiding en vorming van de dienaren des
Woords berust bij de generale synode.
2. Zij ontvangen hun opleiding en vorming bij de theologische
faculteit van de daarvoor door de Kerk aangewezen universiteiten.
|206|
3. Zij ontvangen een nadere voorbereiding voor hun ambtelijke
bediening aan een seminarium der Kerk.
4. De generale synode kan, in geval van een opleiding elders of
bij singuliere gaven, een andere weg tot het predikambt
openen.
5. Degene, wiens opleiding en vorming zijn voltooid, onderwerpt
zich aan een onderzoek inzake zijn geschiktheid, bekwaamheid en
roeping tot het ambt.
6. Zo geen bezwaren bestaan, wordt hij na het afleggen van de
daartoe bestemde belofte als candidaat tot de Heilige Dienst
toegelaten tot de evangeliebediening in de Nederlandse Hervormde
Kerk en verkrijgt hij het recht te staan naar het ambt van
dienaar des Woords.
XV
Van de Heilige Doop
1. De Heilige Doop wordt aan de kinderen der gemeente in haar
midden op gezette tijden bediend door de dienaren des Woords, met
gebruikmaking van een daartoe bestemd formulier uit het
dienstboek der Kerk.
2. Degenen, die niet als kind zijn ten Doop gehouden, ontvangen,
na openbare belijdenis des geloofs te hebben afgelegd, de Heilige
Doop, met gebruikmaking van een daartoe bestemd formulier uit het
dienstboek der Kerk.
XVI
Van de catechese
1. De catechese is het onderricht aan de kinderen der gemeente en
verder aan allen, die dit onderricht begeren.
2. Het doel der catechese is
hen te leren leven uit Gods beloften en naar Zijn
geboden,
hen voor te bereiden tot de openbare belijdenis des
geloofs, daardoor te brengen tot de deelneming aan het Heilig
Avondmaal, en mitsdien tot het dragen van
medeverantwoordelijkheid als belijdend lid voor de opbouw der
gemeente van Christus.
3. Het kerkelijk onderricht betreft
het lezen en verstaan van de Heilige Schrift,
de belijdenis en geschiedenis der Kerk,
het kerkboek, in het bijzonder het kerklied.
4. De Kerk geeft leiding en voorlichting ten opzichte van de
leerboeken en geschriften, die bij het catechetisch onderricht
worden gebruikt.
XVII
Van de openbare belijdenis des geloofs
1. Zij, die begeren als belijdende leden in het midden der gemeente te
|207|
worden opgenomen, daardoor tot het Heilig Avondmaal te worden
toegelaten, en medeverantwoordelijkheid te dragen voor de opbouw
der gemeente van Christus, doen in de gemeente openbare
belijdenis des geloofs.
2. Tot deze belijdenis worden zij niet toegelaten, dan na
onderzoek door de kerkeraad.
3. De openbare belijdenis geschiedt in het midden der gemeente
met gebruikmaking van een daartoe bestemd formulier uit het
dienstboek der Kerk.
XVIII
Van het Heilig Avondmaal
1. Het Heilig Avondmaal wordt op gezette tijden in het midden der
gemeente gevierd.
2. Het wordt, met gebruikmaking van een daartoe bestemd formulier
uit het dienstboek der Kerk, bediend aan de belijdende leden der
Kerk door de dienaren des Woords onder opzicht van de ouderlingen
en met bijstand van de diakenen.
XIX
Van de dienst der barmhartigheid
1. Krachtens de gemeenschap in het Heilig Avondmaal en in
navolging van haar Heer vervult de gemeente haar diaconale
opdracht in de Kerk en in de wereld.
2. De leden der gemeente geven door werken der barmhartigheid
gehoor aan de roeping tot onderling dienstbetoon en tot bijstand
aan hen, die lichamelijk, zedelijk of maatschappelijk in nood
verkeren, en dragen de arbeid der diakenen.
XX
Van de herderlijke zorg en het opzicht
1. Gehoor gevend aan het woord van haar Herder, vervult de
gemeente haar pastorale opdracht.
2. De leden der gemeente onderhouden deze herderlijke zorg ten
opzichte van elkander; op de dienaren des Woords en de
ouderlingen rust daarbij een bijzondere verantwoordelijkheid.
3. De herderlijke zorg beoogt de gemeente op te bouwen in het
geloof, de hoop en de liefde, opdat zij niet afwijke van de weg
van het belijden der Kerk.
4. Het opzicht, gegrond in de barmhartigheid van Jezus Christus,
het Hoofd der Kerk, geschiedt tot eer van God, tot bewaring der
gemeente, en tot behoud van hen, die dwalen.
5. Dit opzicht wordt uitgeoefend door of in opdracht van de
ambtelijke vergaderingen en betreft
|208|
het geestelijk leven der gemeenten en de vervulling van
ambten en bedieningen;
en de belijdenis en wandel van leden en ambtsdragers en van
hen, die in een bediening zijn gesteld.
6. Het opzicht over de gemeenten, gehouden door visitatoren,
betreft haar geestelijk leven en de vervulling van ambten en
bedieningen en heeft ten doel de opbouw van de gemeente en de
bevordering van haar dienst in de wereld.
7. Het opzicht over belijdenis en wandel van leden en
ambtsdragers word gehouden door broederlijke samenspreking en
herderlijk vermaan.
8. Indien nodig, gaat de Kerk over tot toepassing van de daartoe
gegeven bijzondere middelen ter handhaving van de kerkelijke
tucht.
XXI
Van het huwelijk en het gezin
1. Het huwelijk, als een inzetting Gods, zal heilig worden
gehouden.
2. De bevestiging en inzegening van het huwelijk geschieden, na
verkregen goedkeuring van de kerkeraad, in het midden der
gemeente met gebruikmaking van een daartoe bestemd formulier uit
het dienstboek der Kerk.
3. De Kerk richt zich mede op de vragen, die zich ten aanzien van
huwelijk en gezin voordoen.
XXII
Van de financiën
1. De financiële zaken der gemeente van diakonale aard worden
verzorgd door het college van diakenen, haar overige financiële
zaken door het college van kerkvoogden.
2. De verzorging van de generale financiën der Kerk geschiedt, in
samenwerking tussen de verschillende delen van het kerkewerk,
door een generale financiële raad.
XXIII
Van het toezicht
1. Het toezicht, hetwelk de zorg voor de goederen, administraties, archieven en financiën der Kerk betreft, strekt zich uit over al haar organen.
XXIV
Van de behandeling van bezwaren en geschillen
1. Bezwaren en geschillen, voor de behandeling van welke in de orde der Kerk niet een afzonderlijk orgaan of een bijzondere wijze van
|209|
behandeling is aangegeven, worden voorgelegd aan commissies voor de behandeling van bezwaren en geschillen.
XXV
Van het verband met andere Kerken
1. De Nederlandse Hervormde Kerk, als openbaring van de ene
heilige katholieke of algemene Christelijke Kerk, neemt deel aan
de oecumenische arbeid in Nederland en in de wereld.
2. Zij zoekt en onderhoudt nauwere betrekkingen met Kerken
waarmede zij door bijzondere banden van belijdenis of van
geschiedenis verbonden is.
XXVI
Van de hereniging der Kerken
1. De Nederlandse Hervormde Kerk zoekt hereniging met de andere Kerken, waarmede eenheid of verwantschap bestaat in geloof en kerkorde.
XXVII
Van de ordinanties
1. De orde der Kerk wordt verder geregeld bij of krachtens
ordinantie.
2. Een ordinantie komt tot stand en wijzigingen daarin worden
aangebracht op een voorstel, hetzij bij de generale synode
ingediend door een classicale vergadering, door een provinciale
kerkvergadering of door een der organen van bijstand der generale
synode, hetzij gedaan in de synode zelve.
3. Een voorstel daartoe van een classicale vergadering van een
provinciale kerkvergadering of van een orgaan van bijstand der
generale synode kan in dat lichaam echter niet op dezelfde
vergadering worden ingediend en afgehandeld.
4. De synode stelt de ordinantie of de voorgestelde wijziging in
eerste lezing vast, zendt haar aan de kerkeraden toe ter
consideratie door de classicale vergaderingen en stelt — zo het
beraad over deze consideraties haar daartoe doet besluiten — de
ordinantie of de wijziging daarin in tweede lezing vast.
5. Indien zulks in een ordinantie is bepaald, worden daarin
aangewezen zaken nader geregeld bij generale regeling der
synode.
6. Indien de naleving van een bepaling ener ordinantie door
buitengewone omstandigheden in een bepaald geval naar het oordeel
der generale synode tot kennelijke onrechtvaardigheid zou leiden,
kan de generale synode, bij met redenen omkleed en ter algemene
kennis van de Kerk gebracht besluit, van de naleving van die
bepaling in dat bijzondere geval ontheffing verlenen.
|210|
7. De generale synode draagt zorg voor bundeling en uitgave van de kerkorde, ordinanties, generale regelingen en andere, voor de kennis van de orde der Kerk van belang zijnde stukken.
XXVIII
Van veranderingen in de kerkorde
1. Voorstellen tot wijziging in deze kerkorde kunnen worden
gedaan hetzij door een classicale vergadering of door een
provinciale kerkvergadering aan de synode, hetzij in de generale
synode zelve.
2. Zulk een voorstel kan echter niet op dezelfde bijeenkomst van
een mindere vergadering worden ingediend en afgehandeld.
3. De synode stelt een wijziging in eerste lezing vast en zendt
haar, ter consideratie door de classicale vergaderingen, ten
minste drie maanden voor de dag, waarop de consideraties moeten
worden ingediend, aan de kerkeraden toe.
4. Alvorens tot behandeling in tweede lezing wordt overgegaan,
wordt door elke classicale vergadering een tweede afgevaardigde
aangewezen voor een verdubbelde synode, waarna de behandeling in
tweede lezing plaats vindt in tegenwoordigheid van deze
afgevaardigden, die met adviserende stem aan de beraadslagingen
deelnemen.
5. Indien het beraad over de consideraties bij de tweede lezing
haar daartoe doet besluiten, stelt de synode de wijziging in
tweede lezing vast, waarna de eindstemming over de aldus
vastgestelde tweede lezing plaats vindt door de verdubbelde
synode.
XXIX
Van tijdelijke veranderingen in de orde der Kerk
1. Indien de ontwikkeling van het kerkelijke of maatschappelijke
leven een toestand schept, die daartoe noopt, kan in een
ordinantie voor een daarbij te bepalen tijdvak van ten hoogste
vijf jaren een van de orde der Kerk afwijkende regeling worden
opgenomen, mits de classicale vergaderingen, bij het verzoek om
consideratie over een voorstel hiertoe, tevens opgave
ontvangen:
a. van de bepalingen, waarvan tijdelijk dient te worden
afgeweken;
b. van de redenen, die daartoe nopen;
c. van de regeling, die daarvoor tijdelijk in de plaats dient te
komen; en
d. van het tijdvak, gedurende hetwelk deze regeling van kracht
zal zijn.
2. Voor de aanneming in tweede lezing van een voorstel, als in
het eerste lid van dit artikel bedoeld, is een meerderheid
vereist van tenminste tweederde der uitgebrachte stemmen.
|211|
XXX
Van de orde der Kerk in tijden van nood
1. Indien en zolang zeer bijzondere omstandigheden een normaal functioneren van het leven der Kerk onmogelijk maken, treffen de daarvoor in aanmerking komende lichamen der Kerk of hun leden de door de omstandigheden tijdelijk geboden, van de orde der Kerk afwijkende, maatregelen.