Aantekeningen bij hoofdstuk II

1. W. Ward Gasque, A History of the Criticism of the Acts of the Apostles. Tübingen 1975. Vergelijk mijn De oorsprong van de kerk te Rome (Kamper Bijdragen 3). Groningen 1967. Zie voor Handelingen 6 met name H.W. Neudorfer, Der Stephanuskreis in der Forschungsgeschichte seit F.C. Baur. Giessen 1983.
2. H.J. Cadbury, The Hellenists. In: Jackson-Lake, The Beginnings of Christianity I, 5, 59-74.
3. Deze proselieten vormen dan een Griekse, syncretistische, mogelijk gnostische, component binnen het Jodendom, wellicht vooral uit Galilea afkomstig. W. Schmithals, Paulus und Jakobus. Göttingen 1963, 9-29.
4. O. Cullmann, The Significance of the Qumran Text for Research into the Beginnings of Christianity. In: JBL 74 (1955) 213-226.
5. A. Spiro, Stephen’s Samaritan Background. In: J. Munck, The Acts of the Apostles (revised by W.F. Albright; C.S. Mann). Anchor Bible. New York 1967, 285-300.
6. M. Hengel, Zwischen Jesus und Paulus. Die ‘Hellenisten’, die ’Sieben’ und Stephanus (Apg. 6,1-15; 7,54-8,3). In: ZThK 72 (1975) 151-206.
7. Hnd. 2,41 (3000 zielen); 2,47 (verdere groei); 4,4 (5000 mannelijke leden); 4,32 (menigte); 5,14 (menigten). A. Noordegraaf, Creatura Verbi. Den Haag 1983.
8. Hnd. 2,42-47; 4,32.34-37.
9. Hnd. 4,3.29; 5,17-20.41.
10. Hnd. 5,11-13.
11. De vertaling NBG-1951 (“En toen in die dagen de discipelen talrijker werden”) laat niet goed uitkomen dat het talrijker worden van de discipelen bedoeld is als een nadere, kwalificerende bepaling bij de woorden “in die dagen”. Het begin van Hnd. 6 verbindt dit hoofdstuk aan de situatie die het gevolg is van de in Hnd. 2-5 besproken ontwikkeling: een zeer talrijk geworden gemeente.

|174|

12. Uitvoerige documentatie en argumentatie biedt M. Hengel, o.c. 161-172 (zie noot 6 voor volledige titel).
13. Het Griekse werkwoord paratheoorein betekent: “iets naast iets anders onderzoeken, vergelijken; weinig aandacht geven aan, over het hoofd zien”. Wanneer Lucas dit werkwoord gebruikt in Hnd. 6,1 voor het gepasseerd-worden van de weduwen valt eerder aan een onachtzaam optreden te denken dan aan opzettelijke uitsluiting.
14. In het Griekse Nieuwe Testament, uitgegeven door de United Bible Societies, is de lezing Hellènistas weer gevolgd. Zo ook in Nestle-Aland26.
15. Hnd. 14,1; 16,1.3; 17,4; 18,4; 19,10.17; 20,21; 21,28.
16. S. Greijdanus, De toestand der eerste christelijke gemeente in zijne betekenis voor de synoptische kwestie. Kampen 1973.
17. Het instituut van de tamchui kan eerst met zekerheid in de 2de eeuw p.n. worden aangewezen. Ook al zou het in Petrus’ dagen reeds gefunctioneerd hebben, zelfs in Jeruzalem, dan blijft nog een wezenlijk verschil over tussen deze dagelijkse inzameling van levensmiddelen bij de huizen ten behoeve van uitdeling aan de armen, én de tafeldienst uit Handelingen 6,2 waarbij niet aan uitdelingen maar aan gezamenlijke maaltijden gedacht moet worden. Vergelijk G.F. Moore, Judaism in the first Centuries of the Christian Era. Cambridge 1927, vol. II, 174-178.
18. P. Gaechter, Die Sieben. In:  Petrus und seine Zeit. Neutestamentliche Studien. Innsbruck 1958, 105-154. W. Schmithals, Paulus und Jakobus. Göttingen 1963, 9-29. H. Conzelmann, Die Apostelgeschichte. (Handbuch zum NT 7). Tübingen 1963. M. Hengel, Zwischen Jesus und Paulus (zie noot 6) 174 v.v.
19. E. Haenchen, Die Apostelgeschichte. (Kritisch-exegetischer Kommentar). Göttingen 1961, 220.
20. Josefus, Bellum Judaicum 2,570 v.; Antiquitates 4,214.287.
21. Calvijn beklemtoont in zijn commentaar op Handelingen 6,1 v.v. dat de onderlinge mededeelzaamheid naar goddelijke orde de taak van de gemeente is: instelling van een aantal leidende personen is alleen nodig als geneesmiddel tegen een zekere zwakheid bij de gemeente.
22. C. Trimp, De dienst van de mondige kerk. Goes 1971, 177.
23. K. Dijk, De dienst der kerk. Kampen 1952, 239 v.v. A.N. Hendriks, Eenheid in de ambtelijke hulpverlening (in: A.N. Hendriks e.a., Tot een hand en een voet. Groningen 1968, 5-26).
24. D.J. Karres, De gemeente en haar diakonaat. ’s-Gravenhage 1969, 20-60.
25. J.M. Gerritsen, Het Apostolisch ambt. Amsterdam 1953, 42-44. R. Boon, Apostolisch Ambt en Reformatie. Nijkerk 1965, 61 v.v. Vergelijk ook J.P. Versteeg in: D. Koole; W.H. Velema (eds.), Uit liefde tot Christus en zijn gemeente. Een handreiking aan de ouderling. Kampen 1982, 21.