Bijlage: voorbeeld voor argumentatie bij de invoering van een appèlregeling
1997
|59|
Voorstel Zwolle-Zuid, 1994
Gronden
De vergadering van de kerkenraad met diakenen te Zwolle-Zuid d.d.
28 nov 1994 heeft gesproken over de behandeling van appelzaken op
de classis naar aanleiding van een uitgave van De
Reformatie over deze materie.
De kerkenraad acht het zeer wenselijk dat ten aan zien van dit
onderwerp een wijziging in de classicale reglementen wordt
aangebracht.
Aan de indiening van dit voorstel liggen de volgende overwegingen
ten grondslag:
Op vele terreinen zijn op dit moment geschillencommissies
werkzaam. Ook het gereformeerd onderwijsveld kent een interne
beroepsprocedure. Veel van deze commissie's zijn ingesteld
vanwege de specifieke deskundigheid die nodig is of om het eigene
van de Organisatie. Wanneer de burgerlijke rechter in een
rechtsgang wordt betrokken zal deze zich maar ten dele laten
leiden door de waarden die in een specifieke gemeenschap
gelden.
De kerken in Nederland hebben wettelijk ook de mogelijkheid om
een eigen rechtsorde te hanteren. Onze kerkorde is echter meer
toegespitst op het behandelen van leergeschillen. Voor zaken met
een meer spoedeisend belang en met een concreet karakter voldoet
de kerkelijke weg maar ten dele. De volgende punten springen
daarbij in het oog:
1 Er is geen zekerheid te geven over de duur van de procedure terwijl er ook geen onpartijdige instantie is die de termijnen in de gaten houdt: wat kan degene doen die maar niets hoort op zijn beroep bij de meerdere vergadering?
2 Door de manier van afvaardigen kan de indruk ontstaan dat de onpartijdigheid niet is gewaarborgd. Bij een behandeling van een geschil met een mindere vergadering mag de ene Partij wel meespreken (de kerkenraad) en de andere niet (de appellant). Er is geen regeling voor hoor en wederhoor.
|60|
3 Er mag geen hoge drempel zijn om de kerkelijke weg te gaan. Dit leidt er eerder toe dat in onrecht wordt berust, met de risico’s van dien. Het voordeel van een deputaatschap is dan dat een gemeentelid in een vroegtijdig stadium door de deputaten gewezen kan worden op de gebreken die er zijn in zijn appelschrift of op de gebreken in de door hem gevolgde procedure. Daardoor hoeft het niet nodig te zijn dat hij op een volgende classisvergadering moet wachten om zijn appelschrift alsnog in behandeling te krijgen.
4 Art 31 K.O. geeft alleen de beroepsmogelijkheid aan, maar geeft geen inzicht in de procedure.
Uit gepubliceerde jurisprudentie blijkt dat de bevoegdheid van de burgerlijk rechter om kennis te nemen van kerkelijke conflicten in het Nederlands recht zeer ruim wordt opgevat, waarbij het niet aanwezig zijn van kerkelijke regels inzake spoedprocedures, hoor en wederhoor, bijstand van derden, uitwisseling van aanvaarde stukken en duidelijkheid aangaande de gang van de procedures kan leiden tot het van minder waarde houden van de besluitvorming in kerkelijke procedures, hetgeen voor hem aanleiding kan zijn om sneller tot toetsing over te gaan.
Om aan te geven over wat voor zaken het hier zo al kan gaan het
volgende:
— De ontruiming van een pastorie
— de uitleg van een beroepsbrief
— het ontslag van een werknemer aan een gereformeerde
instelling
— de werktijden van een koster
— de rechtspositionele situatie van een predikant.
Het gaat daarbij om risico’s van een uitspraak van de wereldlijke
rechter die in strijd kan zijn met de opvattingen die gelden
binnen de kerkgemeenschap, maar ook over het hoog houden van de
naam van God als kerkleden over zo’n materie hun recht
zoeken.
Het is om deze reden dat een werkgroep bestaande uit juristen en
canonici een concept “behandeling van appelzaken” heeft
gepubliceerd in: De Reformatie jrg 69 no. 30, d.d. 30
april 1994. Voor meerdere informatie wordt ook verwezen naar deze
uitgave.