|276|
1. De verlening van preekconsent vindt plaats door de classis van de Gereformeerde Kerken waartoe de kerk behoort waarvan de aanvrager lid is.
2. Het preekconsent geeft alleen bevoegdheid om in een kerkdienst voor te gaan in het spreken van een stichtelijk woord en in de dienst van de gebeden. Het geeft geen bevoegdheid tot het bedienen van de sacramenten, het afnemen van belijdenis van het geloof, het bevestigen van ambtsdragers of het kerkelijk bevestigen van een huwelijk.
3. In aanmerking voor het ontvangen van preekconsent komen
broeders die belijdend lid zijn in volle rechten van één van de
Gereformeerde Kerken en die:
a. in de studie aan de theologische universiteit van de kerken
zover gevorderd zijn dat zij reeds de verplichte
praktijkaantekening hebben verkregen; of
b. een doctoraalstudie of predikants-master aan de genoemde
theologische universiteit hebben voltooid, maar geen
beroepbaarstelling hebben gevraagd; of
c. als kerkelijk werker in één van de kerken functioneren en over
aantoonbare capaciteiten beschikken krachtens hetzij theologische
opleiding hetzij op andere wijze verworven competenties.
4. Het preekconsent dat door de classis wordt verleend, heeft voor de eerste twee in art. 3 genoemde categorieën geldigheid ook voor de gereformeerde kerken buiten de classis; voor de kerkelijk werker geldt dat hij alleen bevoegd is voor te gaan in de eigen gemeente(n) waaraan hij als kerkelijk werker is verbonden; eventueel is dat niet de gemeente waarvan hij lid is. Het consent wordt verleend voor een periode van twee jaar, waarna verlenging met telkens eenzelfde periode mogelijk is.
5. Hij die preekconsent wenst te ontvangen, zal bij zijn aanvraag
aan de classis de volgende stukken overleggen:
a. de documenten die aantonen dat hij voldoet aan de in art. 3
genoemde vereisten;
b. een positief getuigenis van zijn kerkenraad inzake zijn leer
en leven en inzake zijn functioneren in de gemeente;
c. een motivatiebrief waarin de aanvrager schrijft over de
betekenis van het geloof in God voor zijn persoonlijk leven en
zijn motivatie om preekbevoegdheid aan te vragen;
d. de tekst van een drietal preekvoorstellen die niet eerder
beoordeeld zijn door een docent en/of mentor, over door de
kandidaat zelf gekozen teksten (één uit het Oude Testament, één
uit het Nieuwe Testament, en één over een Catechismuszondag),
voorzien van uitgewerkte orden van dienst.
6. Het onderzoek door de classis, dat in besloten zitting
plaatsvindt, omvat de volgende onderdelen:
— voorlezing van een door de aanvrager zelf gekozen
preekvoorstel;
— een gesprek van maximaal drie kwartier over de motivatiebrief
en het preekvoorstel waarbij eventueel ook de andere
preekvoorstellen kunnen betrokken worden;
— een gesprek van maximaal één uur over de leer van de Heilige
Schrift en de betekenis en inhoud van de belijdenis.
Uit het onderzoek moet blijken dat de aanvrager in staat is om
Schriftgetrouw en confessioneel betrouwbaar op een opbouwende
wijze in kerkdiensten voor te gaan. Daartoe beoordeelt de classis
het geheel in afwezigheid van de aanvrager.
|277|
7. De aanvrager zal, voorafgaand aan de verlening van de preekbevoegdheid, een schriftelijke verklaring ondertekenen, waarin hij belooft zich in zijn optreden te houden aan de Heilige Schrift, de gereformeerde belijdenis en het geldende kerkrecht.
8. Het toezicht op en de verantwoordelijkheid voor de uitoefening van de preekbevoegdheid ligt bij de classis die onderzocht. De classis zal één van haar predikanten benoemen tot begeleider van de betreffende broeder. Jaarlijks zal de begeleider de preekarbeid met hem evalueren. Van deze evaluatie zal schriftelijk verslag gedaan worden aan de toezichthoudende classis.
9. Bij verhuizing van de broeder naar een van de kerken in een andere classis dan die de preekbevoegdheid heeft verleend, zal de classis haar toezicht en bevoegdheid over zijn optreden in de kerken overdragen aan de classis waaronder deze broeder na verhuizing zal ressorteren.
10. Verlenging van het preekconsent moet worden aangevraagd bij
de toezichthoudende classis. Daarbij moet de aanvrager kunnen
overleggen:
a. afschriften van het besluit van de classis om hem preekconsent
te verlenen en van de ondertekende verklaring uit art. 8;
b. een positief getuigenis van zijn kerkenraad inzake zijn leer,
zijn leven en zijn functioneren in de gemeente.
De classis zal zich er ook van vergewissen, dat er bij haar of
bij de door haar aangewezen begeleider van de aanvrager geen
gegronde bezwaren tegen zijn prediking of optreden zijn
binnengekomen. Een gemotiveerd advies van de begeleider-predikant
is vereist; de classis zal dit advies in haar besluitvorming
betrekken.
11. De classis kan besluiten tot opschorting of beëindiging van de preekbevoegdheid wanneer daarvoor gegronde redenen zijn. Beëindiging zal in ieder geval met onmiddellijke ingang plaatsvinden wanneer er over leer of leven van de broeder door zijn kerkenraad geen positief getuigenis meer kan worden gegeven of wanneer hij zelfs censurabel blijkt te zijn.