3 juni 2011

Artikel 18

Vraag PS Gelderland inzake weigeren kinderdoop

Materiaal:
1. brief van de PS Gelderland-Flevoland d.d. 22 december 2010 met het verzoek “om ten aanzien van de gereformeerde leer over de kinderdoop tot een besluit te komen of de kinderdoop tot een fundamenteel leerstuk van de gereformeerde leer behoort dat door de kerkenraden in de weg van de tucht gehandhaafd moet worden”;
2. rapport van de commissie Holland-Zuid (bijlage 2.2).

Besluit:
aan het verzoek niet te voldoen.

Gronden:
1. de PS Gelderland-Flevoland heeft niet aangetoond dat een aanvulling of bevestiging nodig is van wat de kerken over de doop van de kinderen uitspreken in hun belijdenis, kerkorde en doopformulieren;
2. de aanleiding voor dit verzoek ligt in een appelzaak. Uit het feit dat de PS in die appelzaak uitspraak heeft gedaan, blijkt dat de onderhavige zaak door een mindere vergadering kon worden afgehandeld.

|23|

Bespreking
Door afgevaardigden wordt opgemerkt dat men het in grote lijnen eens is met de commissie Holland-Zuid, die dit besluit heeft voorbereid, maar dat de gronden mager gevonden worden. Kan er niet meer inhoudelijk gesproken worden? Daarmee worden de kerken gediend. Van belang is dat de broeder die de zaak aanhangig heeft gemaakt, geen appel heeft aangetekend bij de GS. Daardoor is het onmogelijk voor de GS om, waar een mindere vergadering een uitspraak heeft gedaan, dit nu over te doen. Gesuggereerd wordt om een studiecommissie in te stellen over het onderhavige onderwerp. De commissie Holland-Zuid benadrukt bij monde van ds. Ophoff dat er goed gekeken moet worden naar wat er gevraagd wordt. De quaestio komt voort uit een appelzaak waarover de PS een uitspraak heeft gedaan. Door de kerken is het nodige gezegd over de doop. De grond lijkt sober, maar het aanwezige materiaal is voldoende om mee aan de slag te gaan. De PS doet een beperkt verzoek.

Besluitvorming
Ds. Trimp stelt voor om grond 1 te vervangen door twee andere: “1: het goed recht van de kinderdoop als opdracht van God is duidelijk vastgelegd in onze belijdenis (b.v. zondag 26 en 27 HC) en geldt als één van de kenmerken van de ware kerk (art. 29 NGB) – daarover is geen uitspraak van een GS nodig in de zin van een al dan niet ‘fundamenteel leerstuk’; 2: het behoort tot de verantwoordelijkheid van de plaatselijke kerkenraad om in het pastoraat ouders die de doop aan hun kind onthouden bijbels onderwijs te geven en liefdevol te vermanen.” Dit amendement wordt verworpen (voor 14, tegen 22).
Het voorstel van de commissie Holland-Zuid wordt aangenomen (voor 34, onthouding 2).

De preses dankt de commissie. Het antwoord dat we gaven zal voor Gelderland en wellicht ook voor anderen in ons kerkverband teleurstellend zijn. Maar een vraag als de PS aan ons voorlegde verdient nu eenmaal goede kerkelijke voorbereiding: juist vanwege de zaak. De vraag naar eventueel te oefenen tolerantie is niet beantwoord. Dat maakt de noodzaak van schriftuurlijk onderwijs over de doop als teken van Gods verbond met de gelovigen en hun kinderen des te klemmender. Daarbij staan we niet met lege handen. We hebben Gods eigen Woord. En we hebben onze belijdenisgeschriften en liturgische formulieren die dat Woord naspreken. Ons gebed is dat kerken en kerkleden de rijkdom van Gods verbond en het grote belang van de kinderdoop ook echt ervaren.