Aan de herders en leraars is toebetrouwd:
de verkondiging des Woords,
de bediening van de sacramenten,
de dienst der gebeden,
de leiding van de kerkdiensten,
het afnemen van de openbare belijdenis des geloofs,
de bevestiging van de ambtsdragers en van hen, die in een
bediening worden gesteld,
de kerkelijke bevestiging en inzegening van het huwelijk,
de leiding van de ambtelijke vergaderingen der Kerk, zo zij
daartoe geroepen worden,
voorts — met medewerking van de ouderlingen —
de herderlijke zorg,
de catechese,
de arbeid onder hen, die van het Evangelie zijn vervreemd,
het medewerken aan de geestelijke vorming van de jeugd,
en met de ouderlingen tezamen
het opzicht over de gemeente.