Wijzigingen in het kerkboek, met uitzondering van de kerkorde, worden vastgesteld door de generale synode, die deze, na haar in eerste lezing te hebben vastgesteld en tenminste zes maanden tevoren ter kennis te hebben gebracht van de gemeenten en haar leden, aan de classicale vergaderingen ter consideratie voorlegt, waarna de vaststelling van de tweede lezing en de eindstemming daarover plaatsvinden op gelijke wijze, als is aangegeven voor het aanbrengen van veranderingen in de kerkorde.