Hoofdstuk 1
Een dienaar des Woords, die, met bewilliging van de kerkeraad, met goedkeuring van de classis en met medewerking en goedvinden van de door de particuliere synode aangewezen deputaten, arbeid aanvaardt, die wel een geestelijk karakter draagt en met de roeping tot de verkondiging van het evangelie in rechtstreeks verband staat, maar die voor hem een verhindering is om zijn taak in de gemeente te blijven verrichten, zal toch de eer en de naam van een dienaar behouden en ten aanzien van zijn ambtelijke positie aan de gemeente, welke hij het laatst diende, verbonden blijven.