Hoofdstuk 1

De ambten van de kerk

II. De dienaren des Woords

1. Indien de kerkeraad en de classis, met medewerking en goedvinden van de deputaten van de particuliere synode, oordelen, dat een dienaar des Woords, zonder dat er goede grond is voor het verlenen van emeritaat of voor het oefenen van kerkelijke tucht, de bekwaamheid mist om enige gemeente met stichting te dienen, zal een volledig ontslag uit de dienst slechts kunnen volgen, wanneer de particuliere synode met een meerderheid van tenminste twee derden der uitgebrachte stemmen dat oordeel bevestigd en, in geval van appèl, de generale synode deze beslissing bekrachtigd heeft.
2. Ten behoeve van het onderhoud van hem die ontslagen is, en van zijn gezin zal, ook hangende het appèl, de kerkeraad hem een uitkering doen overeenkomstig een regeling, die bij de in lid 1 bedoelde beslissing wordt vastgesteld.