Hoofdstuk 1

De ambten van de kerk

II. De dienaren des Woords

1. Van de regel, dat een deugdelijke theologische opleiding vereist is, kan alleen worden afgeweken, indien op overtuigende wijze blijkt, die iemand in die mate de gaven bezit, welk voor een dienaar des Woords onmisbaar zijn, dat hij ondanks het gemis van een zodanige opleiding geacht kan worden in staat te zijn de gemeente met stichting te dienen. Onder deze gaven zijn in het bijzonder te verstaan de gave van godsvrucht, van ootmoed, van wijsheid en van geestelijk onderscheidingsvermogen, benevens het vermogen om op duidelijke en opbouwende wijze het evangelie te verkondigen.
2. Mede aan de hand van overgelegde getuigschriften van de kerkeraad van de gemeente, waartoe hij die zich heeft aangemeld behoort, en van de classis waaronder de desbetreffende kerk ressorteert, zal de particuliere synode op grondige wijze onderzoeken, of hij de genoemde gaven bezit; zij spreekt daarna uit, of hij zich zal mogen onderwerpen aan het praeparatoir examen, een en ander met inachtneming van de door de generale synode vastgestelde bepalingen.