De tweede mogelijkheid gaat een stap verder. Heeft men elders een volledige theologische studie afgelegd, op grond waarvan men in een andere kerk reeds toegelaten is tot het ambt, dan is de regeling anders. Die regeling geldt ook als iemand in een andere kerk reeds actief in het ambt heeft gestaan als predikant of geestelijke. Bij ‘geestelijke’ zal te denken zijn aan bijvoorbeeld een priester in de Rooms-Katholieke of de Oud-Katholieke Kerk.
Het is de generale synode die een andere weg (dan de opleiding bij een instelling die door de kerk is erkend) kan openen, aldus art. XV-3. In ord. 13-14 en 15 wordt daaraan een nadere invulling gegeven. Het is de kleine synode die in deze gevallen de uiteindelijke beslissing neemt. Ze laat zich daarbij adviseren door de raad van toezicht two. Blijkens art. 7-6 van de generale regeling opleiding predikanten laat de raad van toezicht TWO deze taak verrichten door of vanwege een college van curatoren.
Dat moet allereerst de gevolgde opleiding beoordelen en bepalen of een bijzonder kerkelijk examen moet worden afgelegd bij een van de universiteiten of seminaria. Veelal zal in elk geval een examen in het kerkrecht en de geschiedenis van de protestantse tradities in Nederland nodig zijn, maar soms is een meer omvangrijke studie noodzakelijk. Zo kan een aanvullende stage met evaluatie aan de opleiding (Theologische Universiteit te Kampen) of op het Theologisch Seminarium Hydepark worden gevraagd. Soms zal de oplossing eerder liggen in het bijwonen van de drie seminarieweken, waar art. 10-1 sub a van de generale regeling opleiding predikanten over spreekt, en die met name van belang zijn met het oog op het onderzoek naar de geschiktheid. Denkbaar is uiteindelijk ook dat men alsnog een predikantsmasters of een gewone kerkelijke opleiding aan een erkende instelling dient te volgen.
|300|
Bovendien moet een onderzoek naar de geschiktheid worden ingesteld.
Als aan de voorwaarden van de raad van toezicht TWO is voldaan en de raad op beide punten — opleiding en geschiktheid — een positief advies geeft, kan de kleine synode ‘de weg naar het colloquium openen’ door een verklaring af te geven dat aan de vereisten voor de toegang tot het colloquium is voldaan (ord. 13-18-2 sub b). De aanduiding in ord. 13-14-1 ‘onder welke voorwaarden’ maakt het de kleine synode mogelijk af te wijken van het bepaalde in ord. 13-18-2 sub a, dat men twee jaar belijdend lid van de Protestantse Kerk in Nederland moet zijn om te kunnen worden toegelaten tot het colloquium.
Voor wie predikant wil worden in de Protestantse Kerk in Nederland is de studie aan een door de kerk erkende opleiding de hoofdregel. Ord. 13-13 vormt daarop een uitzondering: wie de studie gedeeltelijk heeft gevolgd bij een andere theologische wetenschappelijke opleiding in binnen- of buitenland, kan de weg naar het colloquium gaan als men ten minste de laatste twee jaar van de studie bij een opleiding vanwege de kerk heeft gevolgd.
Alleen bij hoge uitzondering — ‘in bijzondere omstandigheden en van geval tot geval,’ zegt ord. 13-15 — kan de kleine synode toch de weg naar het colloquium openen voor iemand die de volledige studie elders heeft gevolgd. De procedure met betrekking tot het beoordelen van de elders gevolgde opleiding en van de geschiktheid komt overeen met die van ord. 13-14. Ook nu kunnen er aanvullende voorwaarden worden gesteld en heeft de kleine synode de mogelijkheid af te wijken van de voorwaarde dat men twee jaar belijdend lid van de Protestantse Kerk in Nederland moet zijn.
In dit geval moet men echter de kleine synode er ook van kunnen overtuigen dat men in redelijkheid niet kon voldoen aan het vereiste dat een opleiding bij de kerk dient te worden gevolgd. Een voorbeeld: een kerkelijk werker in de Rooms-Katholieke Kerk staat niet in het ambt en kan zich dus niet beroepen op ord. 13-14 (zie boven). Toch heeft deze kerkelijk werker een volledige theologisch wetenschappelijke opleiding ontvangen en heeft de betrokkene het dienstwerk van een geestelijke verricht. Van zo iemand kan niet in redelijkheid worden gevraagd dat men ten minste twee jaar voor het voltooien van de studie was overgestapt naar een opleiding van de Protestantse Kerk in Nederland.