Het mentoraat betreft de werkbegeleiding van de beginnende predikant in zijn nieuwe werksituatie. De kleine synode zorgt, via een daartoe ingestelde commissie (al zou het kerkordelijk zonder kunnen, er staat immers ‘door of vanwege’), voor de aanwijzing van een mentor voor een beginnende predikant. Deze laatste heeft inspraak bij de keuze van de mentor. Veelal zal deze mentor zelf predikant zijn — ord. 13-21-1 zegt ‘bij voorkeur’ — maar ook een andere ambtsdrager kan worden aangewezen. De duur van deze werkbegeleiding is bepaald op anderhalf jaar (G.R. opleiding predikanten, art. 11-1).
Ook in een later stadium kan een predikant overigens werkbegeleiding krijgen. Dat gebeurt in principe op eigen verzoek, maar de ordinantietekst sluit niet uit dat het initiatief komt van bijvoorbeeld de kerkenraad, de visitatoren of van een predikant voor de werkbegeleiding. In dat geval is echter instemming van de predikant zelf vereist. Werkbegeleiding kan dus niet verplicht gesteld worden.