Ord. 3-17 geeft enkele nadere bepalingen voor een predikant voor gewone werkzaamheden die in deeltijdfunctie wordt beroepen: de parttime predikant. Aan het beroepen van een parttime predikant gaat het nodige vooraf. Daarvoor is toestemming van het breed moderamen van de classicale vergadering nodig. Dat beoordeelt of de beperking van de werktijd wel nodig is, of er goede afspraken zijn gemaakt over wat van de parttime predikant wel en niet verwacht mag worden en welke voorzieningen zijn getroffen voor de taken die door de eigen predikant niet kunnen worden vervuld (ord. 3-17-3). De afspraken moeten worden vastgelegd in een beschrijving bij de beroepsbrief. Dat alles om de parttime predikant er tegen te beschermen dat in de beperkte werktijd in feite alles van hem of haar wordt verwacht. Daarom mag het deel van de werktijd niet op minder dan een derde of meer dan viervijfde worden gesteld. Bij een lager percentage dan 33% blijft er te weinig tijd over om te kunnen volhouden dat iemand werkelijk predikant van de gemeente is, bij een hoger percentage dan 80% wordt het gevaar dat men voor een lager traktement in feite een predikant voor volledige werktijd aanstelt te groot. Een bestaande aanstelling die buiten deze marges valt, blijft overigens van kracht (ovb. 122). De generale regeling predikantstraktementen geeft in art. 25 enkele aanvullende bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van de predikanten in deeltijdfunctie.
Ord. 3-17-4 tenslotte spreekt voor de parttime predikant de wenselijkheid uit dat deze binnen de gemeente woont uit. In lang niet alle gevallen zal dat mogelijk zijn en daarom is er hier geen sprake van een bindend voorschrift.