5.6.3 Generale regeling predikantspensioenen

In de pensioenregeling6 worden de gebruikelijke zaken geregeld, zoals het ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen. Nieuw in de kerkelijke pensioenregelingen is wat de ‘flexibele modus’ wordt genoemd. De pensioendatum wordt niet meer gefixeerd op het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Zie daarover verder § 5.10.1. Verder bevat deze generale regeling voer voor fijnproevers die zich willen verdiepen in de geheimenissen van de hoog/laagconstructie (art. 11), van de uitruil partner- en ouderdomspensioen (art. 10) of van het vereveningspensioen (art. 16) . De generale regeling maakt ook een vrijwillig aanvullend pensioen mogelijk (art. 13) en geeft gedetailleerde bepalingen met betrekking tot het arbeidsongeschiktheidspensioen (art. 14 en 15). In het geheel telt de regeling 28 artikelen.


[157] 6. De generale regeling predikantspensioenen treedt op een later tijdstip dan 1 mei 2004 in werking (ovb. 115).