De doopleden en belijdende leden zijn de leden van de gemeente in strikte zin. De gastleden behoren eveneens tot de gemeente. Maar de grenzen van de gemeente worden niet scherp getrokken. Er zijn ook anderen die tot de gemeenschap van de gemeente gerekend worden. Dat zijn in de eerste plaats de niet-ge-doopte kinderen van gemeenteleden. In de Nederlandse Hervormde Kerk stonden zij vroeger als ‘geboorteleden’ geregistreerd. Ze zijn niet gedoopt omdat er bij de ouders van een geringe betrokkenheid bij het kerkelijk leven sprake is. Of omdat de ouders de persoonlijke geloofskeuze zo doorslaggevend achten dat ze met de doop liever wachten tot het kind daarvoor zelf verantwoording neemt (zie overigens ord. 6-1-1). Er is bewust aan deze verbondenheid geen leeftijdsgrens gesteld. Zolang zij zich niet zelf bewust van de gemeente losmaken, blijft de gemeente hen tot haar gemeenschap rekenen.
Daarnaast zijn er de belangstellenden, zij die op een of andere manier blijk geven van verbondenheid met de gemeente. Doordat ze in projecten van de gemeente participeren. Of doordat hun kinderen deelnemen aan jeugdwerk of catechese. Of doordat ze deelnemen aan een oriëntatiecursus over het christelijk geloof. De gemeente beperkt zich niet tot haar eigen leden, maar wil een gemeenschap zijn die openstaat voor anderen.
Zij die met de gemeente verbonden zijn, worden ook geregistreerd en bij verhuizing worden hun gegevens ook aan de gemeente van de nieuwe woonplaats doorgegeven, tenzij ze daartegen zelf bezwaar maken (zie verder bij ord. 2-8 en 9).