Voor hem, die op 30 April 1951 dienstdoend predikant der Kerk en sindsdien onafgebroken als zodanig werkzaam was, geldt het bepaalde in art. 17 van ord. 11, met dien verstande, dat hem het totaal van de krachtens ordinantie voorgeschreven, aan zijn standplaats verbonden, inkomsten gewaarborgd blijft tot hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, onder aftrek van de inkomsten, welke hij uit arbeid geniet, welke uitkering echter niet plaats vindt, indien de betrokkene, met of zonder vergoeding, pastoraal werkzaam is en de belangen der Hervormde Kerk, naar het oordeel van het breed moderamen der generale synode, de visitatoren-generaal gehoord, daarvan nadeel ondervinden.