Wordt de behandeling van een zaak op de wijze als aangegeven in de overgangsbepalingen no. 243 of no. 244 na 1 Mei 1951 voortgezet, dan gelden de, voor die datum bij de behandeling der zaak volgens het reglement voor kerkelijk opzicht en tucht inzake termijnen, stukken, verklaringen en verhoren in acht genomen, handelingen en formaliteiten als naar de bepalingen der kerkorde te zijn geschied.