Bijzondere overgangsbepalingen.

 

Ordinantie 11.

Indien in de maand April van het jaar 1951 tegen een lid(maat) der Kerk in eerste aanleg een zaak aanhangig is naar het bepaalde in de eerste afdeling van hoofdstuk III van het reglement voor kerkelijk opzicht en tucht en de behandeling van deze zaak in eerste aanleg niet vóór 15 April 1951 is ten einde gebracht, wordt deze behandeling na 1 Mei 1951 overgenomen, voortgezet en afgehandeld door het kerkelijk lichaam, dat volgens de bepalingen van de kerkorde zou geroepen zijn zulk een zaak in eerste aanleg te behandelen, in welk geval voor de betrokkene en de generale synode de weg openstaat voor het gebruik van de middelen aangegeven in de artikelen 8-12 van ordinantie 11.